jan vander vaart

Jan van der Vaart: aardewerk is paardewerk

Een tentoonstelling in Kunstmuseum Den Haag en een nieuwe monografie werpen licht op het leven en werk van Jan van der Vaart, de keramist die design bereikbaar maakte zonder zijn ambacht te verloochenen. Zijn tulpentorens, vazen en kandelaars zijn geliefd bij kunstverzamelaars én kringloopjagers.

TEKST: Belinda Visser FOTOGRAFIE: Erik en Petra Hesmerg

Jan van der Vaart (1931-2000) noemde zichzelf liever pottenbakker dan kunstenaar. In zijn paspoort stond het woord letterlijk genoteerd. Hij had een hekel aan pretenties en vond dat keramiek in dienst moest staan van het dagelijks leven. “De vaas an sich, als frivool kunstobject, dat zie ik niet zitten”, zei hij in een interview. Zijn werk was bedoeld om gebruikt te worden, niet om in vitrines te verdwijnen. Jan de Bruijn, conservator toegepaste kunst en vormgeving van het Kunstmuseum, is samensteller van de overzichtstentoonstelling en hoofdauteur van de eerste monografie over de keramist. Hij herkent die houding in alles wat Van der Vaart deed. “Jan hield niet van allures, ook niet in keramiek. Decoratie vond hij niet echt nodig”, zegt hij. “Houd het eenvoudig, de wereld om ons heen is al een chaos. Dus die vaas of dat object mag vrij simpel zijn en een dienende rol hebben.”