De performance Cut Piece (1964) is een belangrijk werk uit het oeuvre van Yoko Ono, aan wie het Londense museum Tate Modern nu een tentoonstelling wijdt. Tegenwoordig geldt het werk zelfs als een toonbeeld van feministische kunst.
Op 20 juli 1964 zat Yoko Ono (°1933, Tokio) met gebogen knieën op het podium van de Yamaichi Hall in Kyoto, gekleed in een zwarte jurk. Voor haar lag een naaischaar. De toeschouwers, mannen en vrouwen die een voor een voorbijkwamen, knipten elk een stuk uit haar kleren en namen het mee. De eersten aarzelden nog en namen slechts een stukje van de zoom van de jurk of enkele centimeters van een mouw mee, maar die daarna durfden al grotere stukken uit te knippen. Na twintig minuten zat Yoko Ono nog altijd in dezelfde positie, met onbewogen gezicht, in haar ondergoed, met verder slechts enkele lappen zwarte stof op haar huid.
De kunstenaar woonde toen in New York, waar ze goed bevriend was met John Cage en nauwe contacten onderhield met de beweging Fluxus, waarmee ze in 1961 haar eerste tentoonstelling in een galerie organiseerde. In Japan werd ze toen nog gezien als een Amerikaanse avant-gardekunstenaar en een verwesterde Japanse. Later voerde ze diezelfde performance ook op in New York en Londen. Voor buitenstaanders leken de beelden extreem gewelddadig. Het was dan ook geen klein contrast, tussen de mensen die een stuk van haar jurk meenamen als een soort trofee, en de kwetsbare, maar onverstoorbare vrouw.