Als er iemand in aanmerking komt de vacature ‘Grande Dame van de Nederlandse beeldhouwkunst’ in te vullen, vacant sinds het overlijden in 1997 van Charlotte van Pallandt, dan is dat Eja Siepman van den Berg, die afgelopen december haar tachtigste verjaardag vierde. Haar werk is permanent te bewonderen in Wageningen.
De moderne Nederlandse beeldhouwkunst kent meerdere Grande Dames, want er is geen kunstdiscipline waarin vrouwen al zo vroeg een prominente positie wisten te veroveren. Over de vrouwelijke leerlingen van Rijksakademie-professor Jan Bronner – beeldhouwers van het eerste uur, zoals Gerarda Rueter, Ton Sondaar en Liesbeth Wezelaar – is een publicatie verschenen en musea als Beelden aan Zee, De Lakenhal en De Fundatie hebben groepstentoonstellingen georganiseerd met werk van uitsluitend vrouwelijke beeldhouwers. Na het overlijden van Van Pallandt kwamen achtereenvolgens Pearl Perlmuter (1915-2008), Lotti van der Gaag (1923-1999), Theresia van der Pant (1924-2013) en Fioen Blaisse (1932-2012) voor de eretitel in aanmerking. Sindsdien wordt deze positie ex aequo gedeeld door Nel van Lith (°1932), Nynke Schepers (°1935), Maja van Hall (°1937), Jet Schepp (°1940), Heleen Levano (°1941), Siepman van den Berg (°1943) en vast nog wat andere werkzame vrouwelijke tachtigers die ik nu over het hoofd zie. Van genoemd zestal toont de laatstgenoemde beeldhouwer de grootste verwantschap met oer-Grande Dame Van Pallandt.