Terwijl een cultureel pronkstuk van Berlijn, vernoemd naar de beroemde kunsthandelaar Heinz Berggruen, momenteel een facelift ondergaat, is zijn prestigieuze collectie even terug in Parijs, de stad waar de Picasso’s, Klees en vele andere kunstwerken ooit bijeengebracht werden. Intussen richtte zijn zoon Nicolas een oud palazzo in Venetië in met nieuwe kunst. Een mooie gelegenheid om dit dubbele erfgoed nader onder de loep te nemen.
Honderd meesterwerken van Picasso, Klee, Matisse en Giacometti, in 2000 voor 253 miljoen Duitse mark (126 miljoen euro) aan de Duitse staat verkocht, zijn dit najaar te zien in het Musée de l’Orangerie in Parijs. Het getuigt van de belangrijke rol die Heinz Berggruen (1914-2007) speelde op de Parijse kunstmarkt in de tweede helft van de 20e eeuw.
Hij werd geboren in een Joodse familie in Berlijn en studeerde literatuur en journalistiek in Frankrijk, voordat hij in 1936 naar Californië verhuisde. Zijn eerste contact met de kunstwereld vond plaats in het San Francisco Museum of Modern Art, waar hij ter gelegenheid van een tentoonstelling van de Mexicaanse kunstenaar Diego Rivera een ‘heftige en ongemakkelijke’ relatie had met diens vrouw, Frida Kahlo – een passievolle periode waarover hij uitgebreid schreef in zijn in 1997 verschenen autobiografie.
Heinz Berggruen nam in 1942 dienst in het Amerikaanse leger en keerde in 1945 als soldaat terug naar Duitsland. Na te zijn gedemobiliseerd, vestigde hij zich twee jaar later in Parijs, eerst op het Unesco- hoofdkantoor, daarna als kunsthandelaar. Het begon allemaal op bescheiden voet: eerst vestigde Berggruen zich op Place Dauphine, waar hij in litho’s handelde, om zich daarna, inmiddels verhuisd naar de Rue de l’Université, te specialiseren in grafisch werk van moderne kunstenaars. Als enthousiaste kunsthandelaar legde hij al snel contacten met de Parijse culturele wereld en ontmoette hij zowel de te exposeren kunstenaars als de dichters, handelaars, historici, critici en verzamelaars van die tijd.