Dit najaar kunnen we in Berlijn en Frankfurt met eigen ogen gaan zien hoe vernieuwend de benadering van het fotografische portret is die Rineke Dijkstra de afgelopen drie decennia heeft ontwikkeld. Onder de titel Still – Moving. Portraits 1992-2024 presenteert de Berlinische Galerie een breed overzicht van die periode, terwijl Beach Portraits in het Städel Museum ons laat kennismaken met vijfentwintig portretten uit de beroemde reeks waarmee de Nederlandse kunstenaar internationaal naam maakte.
In het dagelijks leven kijken we niet zomaar naar de gezichten van de mensen om ons heen, we lezen ze. Een vriendelijk face-to-facecontact, al dan niet met bekenden, gaat altijd gepaard met non-verbale communicatie met de ogen, lippen, rimpels op het voorhoofd en wenkbrauwen – kortom, een voortdurend bewegen van spieren die onze gelaatstrekken expressie verlenen. De strandportretten waarmee Rineke Dijkstra (°1959) begin jaren 90 de reputatie verwierf die ze nog steeds geniet, wijken hier duidelijk van af. Ze tonen mensen, meestal tieners, met de rug naar de zee, in felgekleurde zwemkleding, een beetje als vlinders opgespeld door een verzamelaar. Staand in het niemandsland van het strand, met uitdrukkingsloos gezicht, lijken ze zich te schamen voor de toekomstige kijkers die hen tot in het kleinste detail zullen ontleden. Aangestaard worden zonder dat er sprake is van een direct contact hééft ook wel iets bevreemdends. Ze zijn zelfs vereeuwigd in die toestand. Ze staren in de lens, wetend dat later andere mensen hen zullen aanstaren, zonder dat ze elkaar in levenden lijve zien.
Zo bekeken is dit net het tegenovergestelde van het ideaal van het klassieke portret, dat het onderwerp sublimeert, tot leven wekt, zoals de grote Félix Nadar halverwege de 20e eeuw zo treffend deed, door in de uitdrukkingen van bevriende kunstenaars te zoeken naar wat hij de ‘intieme gelijkenis’ noemde. In deze beroemde reeks van Rineke Dijkstra bespeuren we noch de ‘morele intelligentie’ die Nadar claimde, noch de sociale formattering sprekend uit de portretten die August Sander een halve eeuw later maakte van Duitsers in de Weimarrepubliek.
POSTMODERNE ANONIMITEIT
Wat we hier zien, is de anonimiteit waartoe de wereldwijde massaconsumptie ons dwingt. In dit geval gaat het om de vrije tijd en de kleren die daarbij horen. Uiteindelijk krijgen we, in de traditie van de Düsseldorfse school, een beeld van de depersonalisatie in de industriële samenleving te zien. Het Städel Museum, dat zo’n twintig foto’s tentoonstelt, bijna alle uit deze reeks, beperkt zich tot dit aspect van het oeuvre van de Nederlandse fotograaf.