Jonathan den Otter

Tekeningen laten haarfijn zien hoe een kunstenaar tot kunst komt. Aanvankelijke ideeën worden verworpen of verbeterd, totdat zulke vingeroefeningen leiden tot een potentieel meesterwerk. Het lezen van tekeningen: kunsthistoricus en handelaar Jonathan den Otter heeft er zijn beroep van gemaakt.

TEKST: Koos de Wilt

Een bijzonderheid van tekeningen, zo vertelt Jonathan den Otter (°1989), is dat ze meestal niet bedoeld waren om de studio uit te komen. “Ze waren vaak alleen een voorstudie voor schilderijen, zoals een beroemde tekening voor de latere Simson en Delila van Rubens. Michelangelo verbrandde daarom veel van zijn tekeningen, omdat hij wilde voorkomen dat mensen zagen waar zijn inventies vandaan kwamen”, vertelt hij. “In tekeningen voelen kunstenaars zich onbespied en wij kunnen zo als beschouwer over hun schouders meekijken hoe ze dingen uitprobeerden. We zien hoe kunstenaars een draai maakten naar een volgende fase. Waar moderne kunst vaak op wordt beoordeeld is precies op dat gebied: waar kunstenaars op een kruispunt staan in de kunstgeschiedenis. Dat verklaart denk ik waarom snelle schetsen zo in trek zijn. Op de afgelopen PAN verkocht ik ook zo’n losse tekening aan mensen die verder vooral veel moderne kunst bezitten.”

Den Otter toont op Artprice een tekening van Rafaël die in 2012 voor 36 miljoen werd geveild bij Sotheby’s in Londen. “Dat was een studie van een kop voor een jonge apostel van rond 1519-1521, die Rafaël later heeft verwerkt in zijn laatste grote schilderij, De Transfiguratie, dat in het Vaticaan hangt”, vertelt hij. “Ook hier zie je duidelijk een handschrift dat in het schilderij een meer gepolijst karakter heeft.”

Jong en ervaren

De kunsthandelaar is nog maar 34, maar werkt al ruim vijftien jaar in de kunstwereld. Na zeven jaar werkzaam te zijn geweest bij Christie’s, begon hij in 2021 met Den Otter Fine Art, dat is gespecialiseerd in prenten en tekeningen van oude meesters, maar ook in 19e-eeuwse, moderne en hedendaagse werken op papier. Hij heeft inmiddels tekeningen verkocht aan onder andere Museum Boijmans Van Beuningen, het Rijksmuseum en het Metropolitan Museum of Art. Het handelen zat er al langer in, zo blijkt. “Op de middelbare school handelde ik graag in postzegels en munten; ik had altijd wel een standje op Koninginnedag”, vertelt hij. “Het leukste vind ik nog steeds het vinden, daarna moet ik mij ertoe zetten om het te verkopen. Na mijn studie kunstgeschiedenis in Leiden en Amsterdam ben ik als catalogiseerder stage gaan lopen bij de afdeling Prenten van Christie’s in Londen. Die stage werd verlengd en later werd ik specialist bij de afdeling Oude Meestertekeningen. Het was toevallig net de tijd dat bij Christie’s de I.Q. van Regteren Altena-veiling plaatsvond, van de grootste collectie Nederlandse en Vlaamse tekeningen op de markt in decennia. De kunsthistoricus Iohan Quirijn van Regteren Altena was ooit directeur van het Rijksprentenkabinet en een van de grootste kenners ter wereld op het gebied van tekeningen. In Londen, Amsterdam en Parijs werd zijn verzameling van ruim 900 tekeningen van oude meesters geveild. In Londen, waar ik toen werkte, werden ruim zeventig Hollandse en Vlaamse tekeningen uit de periode van de 15e tot en met de 17e eeuw aangeboden. Die veiling bracht 14 miljoen euro op. Tot de verzameling behoorde ook Peter Paul Rubens’ tekening uit 1608 van Simson en Delila, in feite een oefening ter voorbereiding op het schilderij dat in de National Gallery hangt. Die tekening werd verkocht voor 3,2 miljoen pond, een absoluut record. Later was ik betrokken bij een veiling met een tekening van een jonge man getekend door Lucas van Leyden die voor meer dan 11,5 miljoen euro onder de hamer ging. In die tijd heb ik enorm veel geleerd.”