carel de moor

Carel de Moor: schilderen met een vleiend penseel

Talent, hard werken en een flinke dosis geluk. Dat zijn de factoren die het succes van Carel de Moor verklaren. Onlangs verscheen een monografie en oeuvrecatalogus ineen over de Leidse schilder.

TEKST: Bernadette van der Goes

Als zoon van een uit Antwerpen afkomstige lijstenmaker en kunsthandelaar, werd Carel de Moor (1655-1738) precies op het moment geboren waarop de Hollandse schilderkunst halverwege de 17e eeuw tot volle bloei was gekomen. Zijn voorgangers perfectioneerden de realistische weergave van doorgaans alledaagse onderwerpen en hadden daarin een zeer hoog niveau bereikt. Tegen de tijd dat De Moor, na een leertijd bij achtereenvolgens Gerrit Dou, Abraham van den Tempel, Frans van Mieris en Godefridus Schalcken, in 1674 zijn eerste schilderij signeerde, was die ontwikkeling over het hoogtepunt heen en begon de Hollandse schilderkunst geleidelijk haar eigenheid te verliezen.

De zo unieke en kenmerkende realistische, soms zelfs rauwe, stijl waarin de Hollandse schilders tot die tijd hun onderwerpen zo natuurgetrouw en levensecht mogelijk afbeeldden, maakte vanaf 1670, onder invloed van de Franse en Italiaanse schilderkunst, plaats voor een geïdealiseerde manier van schilderen, die in heel Europa in de mode raakte. Belangrijk criterium was of een schilderij van goede smaak getuigde. Ook Nederlandse kunstenaars streefden voortaan in hun historieschilderkunst naar volmaakte klassieke schoonheid, beeldden in hun genrestukken vooral nette, beschaafde mensen af en benadrukten op de portretten die zij van de heersende elite schilderden deftigheid en elegantie. Dat het werk van Carel de Moor daarop geen uitzondering vormde, blijkt uit de vuistdikke en zeer complete monografie en catalogue raisonné die Pamela Fowler en Piet Bakker over de schilder samenstelden. De Moor was een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd, maar schilderde ook historiestukken, pastorale voorstellingen, genrestukken en zelfs een stilleven. Verder zijn tekeningen en prenten van De Moor bekend. Het boek is de eerste grote wetenschappelijke studie over hem.

GOUDEN MEDAILLE

Om zich in de nieuwe, minder realistische manier van schilderen te bekwamen was Carel de Moor aan het eind van zijn leertijd speciaal naar Godefridus Schalcken in Dordrecht gegaan. Arnold Houbraken vermeldt in zijn De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen uit 1718 dat Schalcken hem leerde te schilderen met een ‘vleyend penseel’. Dat wil zeggen in een gladde en geïdealiseerde stijl, waarbij de penseelstreken zo fijnmazig en gedetailleerd zijn aangebracht dat ze nauwelijks zichtbaar zijn, terwijl de afgebeelde stoffen en andere texturen toch niet van echt zijn te onderscheiden.