Een van de eerste ontdekte metalen is tin, een zilvergrijs hoofdgroepmetaal. De toepassingen zijn legio. Het buigzame materiaal is bestand tegen water, maar geeft een chemische reactie wanneer het met de meeste zuren in aanraking komt. En dat veroorzaakt een transformatie, die na eeuwen bij opgravingen tot enige verwarring kan leiden.
Tin is een chemisch element. Symbool: Sn (Lat.: stannum). Het is een metaal. De meeste verbindingen, ‘zouten’, zijn grijs van kleur, behalve de verbinding met zuurstof. Tinoxide is blauw tot diepzwart. Als tin wordt gepoetst, wat vroeger werd gedaan met fijn zand, gaat het glimmen als zilver. In Engelstalige landen wordt tin daarom ‘the poor man’s silver’ genoemd.
Op 17e-eeuwse schilderijen zien tinnen voorwerpen er dan ook uit als zilver. Dat is logisch, want ze waren splinternieuw. Maar zodra deze voorwerpen oxideren, en dat gebeurt vooral als ze eeuwen in de bodem hebben gezeten, worden ze dof en diepzwart. De kenner spreekt dan van ‘baggerpatina’ of ‘bodempatine’. En, merkwaardig genoeg, vandaag de dag is tin met bodempatine veel kostbaarder dan het oude zilver van de minvermogende.