Carla Klein

In haar schilderijen verkent en verbuigt Carla Klein aan de hand van fotografie ons beeld van de werkelijkheid. Het zijn landschappen die zowel abstract als figuratief zijn, tegelijk vlak en diep, en balancerend tussen materialiteit en illusie. COLLECT gaat op bezoek bij de kunstenaar die haar eerste Nederlandse museale solotentoonstelling heeft bij KM21 in Den Haag. Hier krijgen haar grote olieverfschilderijen alle ruimte.

TEKST: Koos de Wilt

Het atelier van Carla Klein (°1970) bevindt zich in een keurige woonstraat die parallel loopt aan de wat ruigere Nieuwe Binnenweg in Rotterdam. In deze grote, lichte studio bevinden zich enorme, ‘landscape’-vormige doeken, zowel aan de muur als op de grond. Vanaf 10 februari zijn ze te zien bij KM21 (voorheen GEM), de hedendaagse kunstafdeling van Kunstmuseum Den Haag. Het is bestaand en nieuw werk, waarbij het laatste voor een deel gemaakt is tijdens de coronatijd, die van grote invloed was op de kunstenaar. “Dit werk is voortgekomen uit een hele bijzondere periode, waarin we ineens moesten leven met de avondklok en lockdowns”, vertelt ze. “Ik was opgesloten in mijn atelier. Die vreemde tijd bepaalde mijn werk van toen. Ik was bezig met schilderijen, waarvan de foto’s die ik gemaakt had tijdens een reis naar Lanzarote de basis vormden. Ik schilderde de lege landschappen zoals ik die had gezien op dit Canarische eiland. En ineens was Rotterdam op slot en ook helemaal leeg. Het was een rare gewaarwording. Tegelijkertijd vond ik het zo mooi buiten. Het was vreemd dat er ineens onzichtbare grenzen waren, met lege straten in het normaal gesproken drukke centrum van de stad. Mijn schilderijen kon ik niet meer maken op basis van hoogwaardige prints, maar alleen met het materiaal dat ik nog kon krijgen om mee te printen. Dat waren prints van bijvoorbeeld foto’s die ik maakte van de ’s-Gravendijkwal, hier om de hoek.”

Klein wijst naar een enorm schilderij dat geen titel heeft, maar over die periode gaat. “Omdat ik in de coronatijd geen goed printpapier kon krijgen, waren dat hele lage kwaliteit prints, wat voor mij precies die tijd weerspiegelde”, zegt ze. “Veel van die onvolkomenheden bij het afdrukken bleken juist heel bijzonder te werken, ook al was ik me daar aanvankelijk helemaal niet van bewust. En dat is goed, want als ik me ergens van bewust ben, is het meestal niet goed. Het gaat mij om de onvolkomenheden die ontstaan door het verwerken van een beeld: op het moment dat ik die onvolkomenheden in scène zet, wordt het een bewuste handeling. Dan gaat de intentie verloren en is het als element niet meer bruikbaar, het werkt dan gewoon niet.”

Van foto’s naar schilderijen

Carla Klein is geboren in Zwolle, studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en voltooide later een tweejarige residentie aan de Rijksakademie in Amsterdam. Sinds het midden van de jaren negentig wordt haar werk tentoongesteld bij haar galerie Annet Gelink in Amsterdam en bij Tanya Bonakdar Gallery in Chelsea in New York. Haar schilderijen zijn opgenomen in de permanente collecties van onder meer het Berkeley Art Museum in Californië, het Bass Museum of Art in Miami, het Contemporary Art Museum in St. Louis, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, Kunstmuseum Den Haag, Dordrechts Museum en Museum MORE. Momenteel is er een museale solotentoonstelling bij KM21, en daarnaast verschijnt er een boek van haar werk bij Jap Sam Books, ontworpen door Mainstudio.

Klein schildert met name weidse landschappen in steden, figuratieve en deels abstracte, zonder mensen erin. Als uitgangspunt voor haar enorme, ‘landscape’-vormige doeken gebruikt ze normaal gesproken analoge fotografie, beelden die ze maakt tijdens haar reizen. Ze legt daarop lege en anonieme ruimtes vast. De beschouwer daarvan heeft maar nauwelijks een idee waar die zich bevinden. “De camera is belangrijk, maar hoe die de dingen vastlegt is heel anders dan hoe je zelf denkt dat het is, en dat vertaal ik weer naar verf”, zegt de kunstenaar. “Het is precies dat proces dat ik wil laten zien. Ik zoek in foto’s naar momenten die schilderbaar zijn en daar kom ik stukje bij beetje achter als ik prints naast elkaar neerleg. Ik schilder de wereld om mij heen dus zoals die zich in foto’s aan mij voordoet. Ik schilder niet naar een foto, maar de wereld áls foto.”