Westerlingen zijn sinds de Middeleeuwen gefascineerd door de eenhoorn, tegenwoordig ook zeer geliefd in de vorm van speelgoed. De eenhoorn wordt menige deugd toegedicht, maar de symboliek ervan blijft onduidelijk. Wild en tegelijk zachtaardig. De eenhoorn blijft de populairste van alle fabeldieren.
Omstreeks het 4e millennium v.Chr. verscheen in de Indusvallei (in het huidige Pakistan) een dier met één hoorn. In het Westen is de eenhoorn geen mythologisch wezen, zoals het paard Pegasus, maar een denkbeeldig dier, geboren uit de verslagen van reizigers, van wie sommigen misschien neushoorns, antilopen of zelfs narwallen hadden gezien. Griekse schrijvers als Ctesias (eind 5e, begin 4e eeuw v.Chr.) beweerden dat de eenhoorn écht bestond. Datzelfde geloof leidde ertoe dat hij vanaf de Middeleeuwen werd opgenomen in bestiaria en dat afbeeldingen ervan hun weg vonden naar de wereld van de miniaturen.
Men dichtte het dier diverse krachten toe. Zo was het een symbool van zuiverheid en herkende het de geur van maagdelijkheid. Zijn hoorn werd verondersteld een antidotum tegen gif te zijn en een remedie tegen alle ziekten. Tot in de 19e eeuw werd er gediscussieerd of dit dier nu al dan niet bestond, niet alleen door excentriekelingen, maar ook door theologen, artsen, naturalisten en alchemisten. De eenhoorn prikkelde de wetenschappers tot nadenken, terwijl afbeeldingen ervan zo’n beetje overal te zien waren. De eenhoorn kreeg een wisselende rol toebedeeld. Sommigen introduceerden dit heel aparte paard in de wereld van de alchemie. De Duitse kunstenaar Albrecht Dürer stelde de eenhoorn dan weer voor als een dol dier. Eeuwen later zou Salvador Dalí de erotische uitstraling ervan benadrukken. Tegenwoordig hoort de eenhoorn thuis in een sprookjeswereld en is hij een van de favoriete magische dieren van kleine meisjes.