Bouke de Vries

Bouke de Vries: ‘Ik geef gebroken dingen nieuwe waarde’

Hij heeft een bijzonder oog voor schoonheid in imperfectie. Zijn werk bevindt zich inmiddels in collecties van gerenommeerde musea en verzamelaars wereldwijd. En nu, met zijn 65e verjaardag in zicht, krijgt Bouke de Vries zijn eerste grote, ruim een jaar lopende overzichtstentoonstelling.

TEKST: Belinda Visser

Bouke de Vries (°1960), opgeleid als modeontwerper en keramiekrestaurator, ontwikkelde in de afgelopen zestien jaar een unieke artistieke praktijk, waarin hij gebroken keramiek niet herstelt maar juist de schade zichtbaar maakt en transformeert tot nieuwe sculpturale werken. Zijn kunstwerken vertellen verhalen over vergankelijkheid, waarde en een alternatieve schoonheid, met een knipoog naar de Gouden Eeuw of een actuele prikkelende ondertoon.

Een selectie hoogtepunten uit zijn oeuvre maakt tastbaar hoe De Vries speelt met het thema van verval en herstel. Naast kleinere stillevens bevat de overzichtstentoonstelling in Keramiek Princessehof ook monumentale installaties. Een daarvan is een levensgroot dubbelportret van koning Willem-Alexander en koningin Máxima, gemaakt van archeologische fragmenten van Delfts aardewerk uit de 17e en 18e eeuw. Meest aangrijpend is de wereldberoemde installatie War & Pieces, waarin zowel de kwetsbaarheid als de kracht van keramiek tot uitdrukking komt.

Onze hotspots voor deze zomer

De redactie van COLLECT wijst je deze zomer persoonlijk de weg naar enkele bijzondere plekken waar kunst en vakantie samensmelten. Trek eropuit, laat je zintuigen tintelen.

Forêt Monumentale

Canteleu (Normandië), Frankrijk

Kunst tussen de boomtoppen: in het Forêt Domaniale de Roumare wandel je langs reusachtige sculpturen die opduiken uit het groen. De monumentale werken veranderen je blik op de natuur, en de natuur zelf speelt mee in het kunstwerk. Perfect voor nieuwsgierige kinderen en verwonderde volwassenen.

Getipt door Gwennaëlle Gribaumont.

Cleopatra

Cleopatra – Laatste farao en eeuwige koningin

Ze was de laatste farao van Egypte, werd beschouwd als de grote verleidster van Julius Caesar en Marcus Antonius en werd gehaat door de Romeinen. Dat weerhield haar er evenwel niet van een royale plaats in te nemen in de kunstgeschiedenis, door de tijdperken heen, en tot op de dag van vandaag haar sensuele imago te bewaren. Ten bewijze daarvan deze selectie, die eigenlijk nog te beperkt is, rekening houdend met de omvang van haar legende.

TEKST: Anne Hustache

Cleopatra VII Philopator (69-30 v.Chr.) behoorde tot de Macedonische dynastie der Ptolemaeën en regeerde over Egypte van 51 tot 30 v.Chr. Ze blijft een van de beroemdste vrouwen uit de oudheid. Zelfs tijdens haar leven was ze al vermaard. Ze streed tegen de Romeinse bezetters door het hart van Julius Caesar en vervolgens dat van Marcus Antonius te veroveren, zodat ze de beschermers van haar land werden in plaats van de overheersers. Ze waren haar minnaars en de vaders van haar kinderen. Haar passionele affaire met Marcus Antonius blijft een van de meest besproken uit de geschiedenis.

Pallandt

Onder de hamer: Van Pallandt

Ze was aristocratisch van geboorte, rebels van geest, en compromisloos in haar kunst: Charlotte van Pallandt (1898-1997), de grande dame van de Nederlandse beeldhouwkunst, liet een oeuvre na dat nog altijd raakt. Deze zomer onthult Venduehuis Den Haag een verrassend intieme kant van haar nalatenschap. Niet in een museum, maar onder de hamer.

TEKST: Marguerite De Meester

Haar lievelingsneef Jan Anne baron de Smeth (1924-2017), met wie zij een levenslange band onderhield, erfde een bijzondere selectie werken en documentatie. Nu wordt deze persoonlijke collectie, een staalkaart van Van Pallandts creatieve zoektocht én haar vriendschappen in de kunstwereld, geveild. Een unieke kans voor verzamelaars, kunstliefhebbers en nieuwsgierige kijkers om letterlijk en figuurlijk dichter bij de kunstenaar te komen.

Charlotte van Pallandt was een pionier. Als eerste Nederlandse vrouw die zich volledig toelegde op de beeldhouwkunst, maakte ze naam in een vakgebied dat tot dan toe stevig door mannen werd gedomineerd. Haar werk is monumentaal en gevoelig tegelijk, herkenbaar door een krachtige, sobere beeldtaal die altijd ‘bij de mens’ bleef.

Jean-Michel Othoniel

Othoniel. Geen ego, wel effect

Al meer dan drie decennia gebruikt Jean-Michel Othoniel geblazen glas als veelkleurig palet voor zijn barokke oeuvre. Voor hem is glas een speels, levendig, zelfs erotisch materiaal. In het Long Museum in Shanghai loopt een solotentoonstelling over zijn werk en de komende maanden kan men zijn glaskunst ook bewonderen in Avignon en Cannes. We vroegen de Franse kunstenaar naar zijn kijk op schoonheid en op het ambachtelijke en sacrale.

TEKST: Christophe Dosogne

Weinigen kunnen weerstand bieden aan de betoverende kunst van Jean-Michel Othoniel (°1964). Sinds de eerste openbare opdracht in Parijs, in 2000, Le Kiosque des Noctambules, is zijn werk te zien geweest in tal van musea en openbare ruimten, van het paleis van Versailles, het Louvre en het Nationaal Museum van Qatar tot Museum Dhondt-Dhaenens en Villa Empain. Net als zijn voorgangers uit de renaissance en de 17e eeuw, door wie hij zich laat inspireren, vertrouwt de Franse kunstenaar de productie van zijn stukken toe aan zeer bekwame ambachtslieden, met name glasblazers.

Zijn oeuvre is te danken aan een combinatie van kunst en ambacht. Alles begint met een aquareltekening of een ‘bozzetto’ van klei, waarna de kunstenaar een atelier installeert in dat van zijn medewerkers: glasblazers, beeldhouwers of gieters. “Het komt erop aan jezelf te herkennen in het gebaar van een ander, terwijl je de regie voert en de controle behoudt”, stelt Othoniel.

Erik Bijzet

‘Het gaat over intuïtie en iets kleins dat ineens opvalt’

In 2016 vertrok kunsthistoricus Erik Bijzet als Hoofd Veilingen van de European Sculpture and Works of Art- afdeling van Sotheby’s in Londen. Nog steeds werkt de kunsthistorisch geschoolde kunsthandelaar aan de top van de beeldhouwkunstmarkt, waarbij het niet zozeer aankomt op veel objecten verhandelen, maar op eindeloos speuren en onderzoeken. En af en toe geluk hebben.

TEKST & FOTO’S: Koos de Wilt

Kennis over beeldhouwkunst vind je traditioneel bij een paar grote musea in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, met name als het gaat om middeleeuwse kunst. Kunsthandelaar Erik Bijzet (°1984) werkt er ver vandaan, in Edam. Zijn werk- en studievertrek bevindt zich op een tussenverdieping van de toren van wat resteert van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, gesticht in 1310 en in 1883 grotendeels gesloopt. Beelden staan er niet, maar Bijzet heeft dan ook geen galerie met kunstvoorwerpen. Toch bedient hij vanuit hier de hele wereld met beeldhouwkunst uit de middeleeuwen, renaissance, barok, het neoclassicisme en de 19e en 20e eeuw.

Daarnaast is hij gespecialiseerd in bijzondere vroege toegepaste kunst op kleinere schaal, waaronder emailles, ivoren, kerkschatten, glas-in-lood en metaalwerk. “Ik positioneer mij aan de top van de markt waar het niet zozeer gaat om veel handelen, maar precies dat te vinden en te onderzoeken waar die markt naar op zoek is”, stelt hij. “Dat is waar het gebeurt en dat is waar de prijzen nog in de lift blijven.”

Shakers

Hoe beïnvloedde de Shakerbeweging design?

De Shakers waren een bijzondere 18e-eeuwse Amerikaanse religieuze gemeenschap die generaties kunstenaars, architecten en ontwerpers wist te inspireren met haar streven naar eenvoud en minimalisme. Vitra Design Museum wijdt een tentoonstelling aan de visuele erfenis van de Shakers, die verrassend actueel blijft.

TEKST: Christophe Dosogne

De ambachtelijke, functionele en sobere Shaker-meubelen hebben zowel grote verzamelaars als (vooral Scandinavische) ontwerpers aangesproken. Deze religieuze groep, voor wie design en architectuur uitdrukkingen waren van een heel eigen kijk op gemeenschap, werk en sociale gelijkheid, creëerde een esthetiek gestoeld op functionaliteit, eenvoud, efficiëntie en minimalisme. Deze kreeg gestalte in met veel zorg vervaardigde meubelen en een inheemse architectuur die nog steeds resoneren met het hedendaagse streven naar een soberder stijl.
De Shakerbeweging werd in het midden van de 18e eeuw opgericht in Engeland, onder de naam United Society of Believers in Christ’s Second Appearing. Omdat ze vervolgd werden, emigreerden de Shakers in 1774 naar de Amerikaanse kolonies, waar ze achttien afzonderlijke gemeenschappen stichtten, van Kentucky tot Maine. Deze agrarische gemeenschappen, waarvan de eerste werd opgericht in Niskayuna, ten noorden van New York, onderscheidden zich van het traditionele protestantisme. Aanvankelijk waren de Shakers aangesloten bij de Quakers. Hun geloof was puur en evangelisch, vermengd met chiliasme en profetisme.

Les Rencontres de la Photographie in Arles

Arles 2025. Van snapshots tot standpunten

Het is geen toeval dat elke zomer zo’n 140.000 mensen Les Rencontres de la Photographie in Arles bezoeken. Met meer dan vijftig tentoonstellingen, avondvertoningen, workshops en portfolioreviews is dit hét fotografische evenement van het jaar. Hier wordt de temperatuur van de internationale fotografie gemeten. Kunstenaars die voor dit festival geselecteerd zijn, krijgen op slag internationale erkenning.

TEKST: Jean-Marc Bodson

Les Rencontres de la Photographie is voor de fotografie wat het Festival de Cannes is voor de film: een groot internationaal evenement. Er je werk exposeren of optreden als curator is een belangrijke springplank. Dit unieke evenement zag het licht in 1969 en lokte destijds slechts een paar honderd liefhebbers. Tot in 1986 volgden de curators er elkaar op, met weinig verandering aan het gezellige recept van de pioniers. Maar met de komst van François Hébel, de vroegere directeur van Magnum, kreeg het festival een nieuwe dimensie.
Een van de grootste veranderingen was de verbouwing en ingebruikname van de voormalige werkplaatsen van de Franse nationale spoorwegmaatschappij aan de rand van de stad. Hierdoor kreeg het festival een locatie die het voorheen niet had en kon het fotografie op een museale manier tentoonstellen, in overeenstemming met de ingrijpende evolutie van het medium sinds de jaren 70. Kleur en grootformaat waren de norm geworden, net als kunstfotografie. Al die veranderingen moesten worden geïntegreerd, wat François Hébel heel goed deed.

Jenny Saville

Lijf aan lijf met Jenny Saville

De Britse schilder Jenny Saville is geen doetje. Het uitdagende zelfportret Propped uit 1992 is een van de volumineuze vrouwelijke naakten waarmee ze internationaal doorbrak. Toen het schilderij in 2018 werd geveild voor 9,5 miljoen Britse pond werd ze de duurste levende vrouwelijke kunstenaar. Ze is beroemd, maar haar oeuvre is weinig bekend bij het grote publiek. Jenny Saville: The Anatomy of Painting in de National Portrait Gallery in Londen is de eerste grootschalige museumsolo in het VK.

TEKST: Christine Vuegen

Het onorthodoxe schilderij Propped maakt indruk. Zo brutaal en zo onbeschaamd dat het ook doet glimlachen. Een monumentale vrouw met een maatje meer zit naakt op een fallusachtige stoel. Knap geschilderd op een formaat van 213,4 x 182,9 cm. Wie ervoor staat, kijkt op naar haar. Het kikkerperspectief levert groteske vervormingen op. Minutieus en meedogenloos is het vlezige lijf weergegeven, met alle imperfecties. Een oermoeder of vruchtbaarheidsgodin? De vrouw torent imposant uit boven de toeschouwer. Ze weigert zich te verstoppen, maar haar mond en half geloken ogen hebben iets kwetsbaars en smartelijks, iets tussen pijn en extase. De bovenarmen drukken de borsten tegen elkaar, de onderarmen zijn gekruist en de handen klauwen krampachtig in de vleesmassa van de exorbitant volle dijen. Sensationeel, maar emotioneel en inhoudelijk veelgelaagd.

Frank Taal

‘Rotterdam heeft een vibrerende kunstenaarsscene’

Hedendaagse kunst in Rotterdam? Echt wel. Frank Taal is al bijna vijftien jaar een bekend gezicht in de kunstscene van de havenstad, en daarbuiten. Een bezoek aan Taals buurt en galerie.

TEKST & FOTO”S: Koos de Wilt

Frank Taal (°1967) drinkt zijn koffie bij Grand Café Wester Paviljoen, op de kruising van de Mathenesserlaan en Nieuwe Binnenweg. Een groot deel van zijn jeugd stond hij als student zelf achter de bar bij verschillende kroegen en uitgaansgelegenheden in de stad. Zijn carrière als galerist begon er ook, ruim twintig jaar geleden, bij Café de Schouw in de Witte de Withstraat. “Zeg maar de Rotterdamse Fleet Street. Het is de plek waar vroeger de krantenredacties van landelijke en regionale kranten zaten en waar journalisten van alle denkbare kranten elkaar troffen in de kroeg”, vertelt Taal. “Aan dit roemruchte journalistencafé hangt een vitrine waar, tot het wegtrekken van deze kranten, in de vroege ochtend de voorpagina van de ochtendkrant en ’s middags die van de NRC prijkte.”

In 2000 betrok een nieuwe eigenaar, Tie Tensen, het café en de vitrine bleef jaren leeg. Taal: “Ik kende toen al veel kunstenaars, dat waren mijn vrienden. Tie heb ik toen voorgesteld in die vitrinekast wekelijks een tentoonstelling te gaan maken. Dat mocht en vanaf dat moment werd er iedere week een nieuw kunstwerk in opgehangen, inclusief opening, donderdags om 21 uur. De Aanschouw heette de kleinste én snelste galerie van Nederland te zijn, waar elke week een andere kunstenaar werd gepresenteerd. Met de traditie van een aankondiging en een bled bier van de zaak.”

Betaalbaar verzamelen op papier

Werken op papier, of het nu tekeningen of prenten zijn, al dan niet in beperkte oplage, zijn vaak nog betaalbaar en behoren niet zelden tot de eerste aanwinsten van een collectie. Vijf galeriehouders vertellen over het verzamelen van deze fascinerende kunstdiscipline.

TEKST: Gilles Bechet

Het tekenen verbindt het begin en het einde van het creatieve proces. Het is een artistiek gebaar dat onmiddellijk herkenbaar is. “Mensen houden van de oprechtheid en intimiteit die ervan uitgaan”, zegt Ingrid Van Hecke, die met Husk Gallery een aantal kunstenaars promoot die hoofdzakelijk met tekenen bezig zijn. De tekenkunst heeft altijd haar liefhebbers en verzamelaars gehad, maar de laatste jaren zijn beurzen die er volledig aan gewijd zijn, zoals Drawing Now en Art on Paper, steeds populairder geworden bij het publiek.

De redenen waarom de tekenkunst bekoort, zijn net zo divers als de kunstenaars die het beoefenen, maar één ding is zeker, en belangrijk voor jonge verzamelaars: tekeningen zijn altijd betaalbaarder dan schilderijen. Je hebt natuurlijk grote verschillen, afhankelijk van de grootte. Op de laatste editie van Drawing Now vroeg een Franse journalist aan Van Hecke of zij het duurste werk op de beurs verkocht. En inderdaad, ze bood een tekening van Peter Depelchin aan voor 30.000 euro, een prijs die perfect te rechtvaardigen is, gezien het bijzonder grote formaat.

Nicolaes Gillis

Het is tijd voor Nicolaes Gillis

Grote kans dat u nog nooit heeft gehoord van de schilder Nicolaes Gillis. Dat is helemaal niet raar of verbazingwekkend, maar wel jammer. Te midden van de enorme schilderijenproductie uit de Nederlandse 17e eeuw zijn de voedsel- en bloemstillevens van Gillis nu eenmaal niet eerder erg opgevallen.

TEKST: Bernadette van der Goes

Dat de naam Nicolaes Gillis niet direct een belletje doet rinkelen, komt onder andere door de beperkte omvang van zijn oeuvre. De werken die nu nog van de kunstenaar bekend zijn kunnen op de vingers van twee handen worden geteld en zijn zeldzaam. Tot voor kort was zelfs onzeker wanneer Gillis precies was geboren en overleden. En tot een paar jaar geleden bevond zich in geen enkel Nederlands museum een werk van hem.
Toch is Nicolaes Gillis (1593-1630) de schilder van dit charmante, zomerse Stilleven met fruit en rozen. Hij schilderde het tussen 1615 en 1620 in Haarlem. Het is een van de zeven authentieke gesigneerde schilderijen die wij op dit moment van hem kennen. Tegenwoordig worden ook twee ongesigneerde werken aan hem toegeschreven, hoewel die groep toegeschreven schilderijen oorspronkelijk veel groter was. In de allereerste monografie met catalogue raisonné over Gillis, eind 2024 verschenen en geschreven door Alexander Thijs, neemt de auteur in de categorie ‘Toch geen Nicolaes Gillis’ maar liefst 26 schilderijen op die volgens de huidige opvattingen niet meer tot diens oeuvre behoren.

Museum Fenix

Fenix: nieuw Rotterdams icoon

Via hedendaagse kunst vertelt het gloednieuwe museum Fenix een verhaal over migratie, en de universele gevoelens die daarmee gepaard gaan. Met dit nieuwste wapenfeit zet de Stichting Droom en Daad de stad Rotterdam opnieuw kracht bij als culturele trekpleister. Museumdirecteur Anne Kremers en Wim Pijbes, directeur van Stichting Droom en Daad, lichten toe.

TEKST: Elien Haentjens

Met de Tornado, een buizenconstructie die uit het voormalige pakhuis oprijst, is de Rotterdamse skyline een architecturale eyecatcher rijker. Binnenin het museum maakt de Tornado artistiek deel uit van de collectie. De Chinese architect Ma Yansong van MAD Architects bedacht een futuristische dubbele trap, die symbool staat voor de reis die migranten afleggen en voor het leven in het algemeen. “In het atrium kun je twee kanten uit”, vertelt Anne Kremers, directeur van Fenix. “Onderweg lijkt de trap mee te bewegen. Soms is hij smaller, dan weer breder. Soms is de balustrade laag, en dan weer hoger, waardoor je met je eigen reflectie wordt geconfronteerd in het glimmende rvs. Met zijn creatie wilde Yansong een vleugje toekomst aan de loods uit 1923 toevoegen, en zo tonen hoe migratie altijd deel zal zijn van ons menszijn. Met de ronde, organische vormentaal biedt hij een tegengewicht aan alle hoogbouw, die Rotterdam een sterk masculiene aanblik geeft.”

Tussen de twee wereldoorlogen vormde de loods het vertrekpunt van de Holland-Amerikalijn. Kremers: “Aan de Wilhelminapier meerden de schepen aan, en de omliggende wijk Katendrecht groeide uit tot het eerste Chinatown van Europa. Het was een komen en gaan van mensen uit de hele wereld, die er vaak enkele nachten logeerden. Hier is de basis van het huidige Rotterdam gelegd. Met het museum brengen we voor het eerst de verhalen van vertrek en aankomst, die het DNA van onze havenstad mee hebben bepaald.”

inuit kunst

Arctische vondsten voor de pionier

Parka, kajak, anorak, iglo. Deze woorden hebben één gemeenschappelijke oorsprong: het Inuit-volk. Eind maart kondigde Metropolitan Museum of Art in New York een historische schenking van vijfhonderd hedendaagse Inuit-prenten aan. Tegelijkertijd trok de Brusselse kunsthandelaar Patrick Mestdagh veel aandacht op de laatste TEFAF, waar zijn stand grotendeels gewijd was aan Inuit-kunst. Hij toonde onder meer een kajak en een anorak gemaakt van zeehondendarmen. Het maakt nieuwsgierig naar een nichemarkt die nog relatief betaalbaar is.

TEKST: Christophe Dosogne 

Wat weten we eigenlijk over die beroemde ‘Eskimo’s’, die hun dagelijks leven doorbrachten in het barre noorden? We kennen vaak de clichés: hun woningen waren iglo’s, gemaakt van ijsblokken, ze jaagden op zeehonden en muskusossen en gebruikten het ivoor van walrussen om allerlei voorwerpen van te maken. Zoals vaak het geval is, is de werkelijkheid complexer dan de beelden die we erbij hebben. De term ‘Eskimo’ heeft nu een negatieve connotatie: de juiste benaming voor deze volkeren is ‘Inuit’.

Egbert Estié

Nieuw licht op Gouds plateel

In 1897 richtte Egbert Estié een nieuwe fabriek op. Plateelbakkerij Zuid-Holland zou binnen enkele jaren wereldfaam bereiken. Toen de fabriek in 1965 failliet ging, zijn alle archieven verloren gegaan. Een nieuw boek reconstrueert aan de hand van onderzoek naar meer dan 3000 objecten de beginjaren van de fabriek en de ontwikkeling van verschillende Gouda-decors.

TEKST: Carolien Vader 

Egbert Estié (1865-1910) heeft een enorme invloed gehad op de aardewerkindustrie in Nederland. Al in 1895 zette deze ondernemer een sieraardewerkfabriek op in Purmerend voor de Firma Weduwe Brantjes. Twee jaar later, in 1897, ging hij een nieuwe uitdaging aan en begon in Gouda Plateelbakkerij Zuid-Holland, E. Estie & Co. (PZH). Gouda was al sinds de 17e eeuw bekend om de productie van aardewerk, vooral tabakspijpen en grof gebruiksaardewerk. Er was echter weinig ervaring met de productie van sieraardewerk en het proces van slibgieten met gipsmallen, noch met het aanbrengen van artistieke decoratie onder de glazuur.

Cartier

Van royal tot rebel: Cartier rules

Cartier is geen juwelier. Cartier is een cultuur. Een icoon dat al meer dan een eeuw schittert aan de top: van koninklijke kronen tot rode lopers, van Parijse salons tot aan de polsen van popsterren. Het Franse huis weet als geen ander erfgoed te mixen met ‘edge’. Klassiek en ‘cutting-edge’. Tijdloos en trending. Een nieuwe tentoonstelling in het Victoria and Albert Museum in Londen zet de schijnwerpers op het merk dat we allemaal kennen maar zelden echt doorgronden. Wat maakt Cartier zo begeerlijk, zo legendarisch, zo ongrijpbaar sexy?

TEKST: Christophe Dosogne 

In het Victoria and Albert Museum in Londen opent de eerste grote Cartier-tentoonstelling in Groot-Brittannië in dertig jaar. Aan de hand van honderden iconische stukken toont de expositie hoe het Franse juwelenhuis uitgroeide tot een internationaal statussymbool—met een blijvende invloed op kunst, design en vakmanschap sinds het begin van de 20e eeuw.

Het verhaal begint bij de drie kleinzonen van oprichter Louis-François Cartier (1819–1904), die het familiebedrijf transformeerden tot het eerste juweliershuis met wereldfaam, met vestigingen in Parijs, Londen en New York. Rond 1900 stond de naam Cartier al voor verfijning, originaliteit en klasse—een imago dat het merk sindsdien zorgvuldig heeft weten te behouden.

Faber porselein

Hoe Frédéric Faber de beau monde veroverde

Toen Willem I in 1815 koning werd van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, wilde hij zijn hof een grandeur geven die paste bij een Europese grootmacht. Er was alleen één probleem: Nederland had geen noemenswaardige porseleinproductie meer. In deze leemte sprong Frédéric Théodore Faber (1782-1844), een Brusselse kunstenaar met een uitzonderlijk talent voor porseleinschilderkunst. Hij wist niet alleen de gunst van de koning te winnen, maar groeide uit tot een van de meest invloedrijke porseleinschilders en -fabrikanten van zijn tijd.

TEKST: Peter van der Waal 

Op 21 maart 1815 werd Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau (1772-1843) te Brussel ingehuldigd als Koning Willem I. Hij was de eerste en meteen ook laatste soevereine vorst van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden met een grondgebied dat Nederland en het huidige België omvatte. Het was van belang dat dit nieuwe en uitgestrekte koninkrijk en het bijbehorende hof, dat op toerbeurt in Brussel en Den Haag zetelde, ook op cultureel en artistiek gebied op waardige manier zou worden gerepresenteerd. Op het gebied van het porselein was er in het nieuwe koninkrijk echter een leemte ontstaan door het wegvallen van de Noord-Nederlandse porselein-fabrieken. Het was de verdienste van Frédéric Théodore Faber dat hij als porseleinfabrikant en porseleinschilder de gunsten van de koning wist te trekken en in intensief contact met de koning de genoemde leemte wist op te vullen. Zo werd Faber een bijzonder interessante figuur binnen de geschiedenis van het Europese porselein.

Martijn van Nieuwenhuyzen

De wandeling. Met Martijn van Nieuwenhuyzen

Tentoonstellingsmaker Martijn van Nieuwenhuyzen is sinds 2019 directeur van De Pont. Met hem wandelen we door het museumkwartier in Tilburg, dat een ware culturele hotspot aan het worden is. Ook toont hij in het museum de vaste collectie en licht twee interessante exposities toe.

TEKST & FOTO’S: Koos de Wilt

De Tilburgse wandeling start in het Wilhelminapark, een ontwerp van de beroemde 19e-eeuwse tuin- en landschapsarchitect Leonard Springer, met daaromheen de monumentale bebouwing uit de bloeitijd van de Tilburgse textielindustrie (vanaf de tweede helft van de 19e eeuw). Midden in het binnenkort te renoveren park vertelt Martijn van Nieuwenhuyzen (°1958), directeur van De Pont, over de ambitieuze plannen van de stad. “De afgelopen twintig jaar is de gemeente bezig Tilburg verder op de kaart te zetten met projecten als Piushaven, Koningsplein, Stadsforum en Spoorzone. Nu is het museumkwartier aan de beurt, met het Textielmuseum en met ons museum in het hart. Hier aan het park bevindt zich ook het gebouw van kunstenaarsinitiatief PARK, een plek die ruimte geeft aan zowel regionaal en landelijk als internationaal opererende kunstenaars. Samen moeten we nog meer de culturele hotspot van Tilburg worden.”