kunstenaarsstichtingen

Solo Slim: één kunstenaar, één plek

De vakantie biedt vaak de gelegenheid om tijd te nemen en te verdiepen in kunst. Wellicht is dit jaar een uitstekende kans om je te concentreren, hetzij als tussenstop, hetzij als eindbestemming, op één kunstenaar. COLLECT presenteert alvast een verkenning van enkele van de meest opmerkelijke kunstenaarsstichtingen in Europa. Mocht je zelf nog een verborgen juweeltje ontdekken, dan horen we dat graag.

ITALIE

DE TOSCAANSE TUIN VAN SPOERRI

De Fondazione Il Giardino di Daniel Spoerri, gevestigd in Seggiano in de regio Toscane, is een opmerkelijke kunsttuin die de visie van deze beroemde Zwitserse kunstenaar weerspiegelt. Deze tuin, opgericht in 1997, strekt zich uit over meer dan vier hectare terrein en biedt een unieke combinatie van natuurlijke schoonheid en artistieke creativiteit.

De tuin is bezaaid met diverse sculpturen, installaties en kunstwerken die harmonieus zijn geïntegreerd in het omringende Toscaanse landschap. Bezoekers kunnen genieten van een wandeling door de glooiende heuvels en langs kleurrijke mozaïeken, speelse beeldhouwwerken en ingenieuze arrangementen van planten en bloemen. Een opvallend kenmerk van de Fondazione Il Giardino di Daniel Spoerri is de eclectische mix van materialen en stijlen die in de kunstwerken worden gebruikt. Spoerri (°1930) staat bekend om zijn vermogen om alledaagse voorwerpen te transformeren tot kunst, wat resulteert in een fascinerende en gevarieerde verzameling creaties in de tuin. Naast zijn esthetische waarde fungeert de tuin ook als ontmoetingsplaats voor kunstenaars en kunstliefhebbers van over de hele wereld. De stichting organiseert regelmatig tentoonstellingen, workshops en culturele evenementen, waardoor de plek een bruisende hub van creativiteit en inspiratie wordt. Ze biedt bezoekers de gelegenheid om na te denken over de relatie tussen mens en natuur, de waarde van hergebruik en recycling, en de diverse vormen van artistieke expressie. Het is een bestemming die zowel kunstliefhebbers als natuurliefhebbers bekoort en een unieke ervaring biedt die de grenzen van traditionele kunst en natuurlijke schoonheid verkent.

KUNSTVILLA CADERARA

In het dorpje Vacciago di Ameno, nabij het Ortameer, ligt een verborgen pareltje: Fondazione Antonio e Carmela Calderara. Deze stichting, opgericht in 1979, beheert zowel het oeuvre van de internationaal gerenommeerde schilder Antonio Calderara (1903-1978) als de kunstcollectie die het echtpaar door de jaren heen verzamelde. Als schilder was Calderara een autodidact die, geïnspireerd door de Milanese Novecento-schilders, experimenteerde met kleur en vorm. Aanvankelijk was zijn werk figuratief, maar vanaf 1950 werd het meer en meer abstract. Zijn minimalistische werken plaatsen hem naast tijdgenoten zoals Piet Mondriaan en Josef Albers, met wie hij ook een warme vriendschapsband had. Het echtpaar onderhield vele contacten met Italiaanse en internationale kunstenaars, vooral uit de Zero-beweging. Dit resulteerde in uitwisselingen en aankopen van 271 abstracte werken van over heel de wereld, met namen als Kengiro Azuma, Gianfranco Arlandi, Bernd Berner, Max Bill, Dadamaino, herman de vries, Sonia Delaunay-Terk en Jan Schoonhoven.

gaetano pesce

Gaetano Pesce: geëngageerd provocateur met humor

De voorbije zestig jaar bracht Gaetano Pesce een revolutie teweeg in de wereld van kunst en design. Niet alleen via zijn kleurrijke experimenten met kunsthars, maar ook door zijn maatschappelijk geëngageerde ontwerpen voor de industrie. Nu hij in april is overleden, maken we status op van zijn marktwaarde.

TEKST: Elien Haentjens

Als pionier van de antidesignbeweging droeg Gaetano Pesce (1939-2024) bij aan de vervaging van de grenzen tussen kunst en design. Al snel na het behalen van zijn diploma architectuur van de Universiteit van Venetië werd hij lid van de Gruppo N. Dat ontwerpcollectief legde tussen 1958 en 1963 de basis voor de Italiaanse radical design-beweging. Met hun kleurrijke, organische werk revolteerden ze tegen de overmacht van het 20e-eeuwse modernisme, dat in de sociaal en economisch onstabiele tijden van de jaren 60 en 70 aan populariteit won.
Niet alleen zijn kleurrijke, speelse en soms zelfs surrealistische vormentaal, maar vooral zijn doorgedreven experiment met materialen en technieken maakten van Gaetano Pesce een toonaangevend ontwerper. Ook zijn gevoel voor humor en maatschappelijk engagement lopen als een rode draad door zijn werk heen. Zo is zijn beroemde Up5 Lounge Chair (1969) voor B&B Italia het resultaat van experimenten met vacuumverpakt polyurethaan, dat zichzelf vormt als je de verpakking opent. Inspiratie daarvoor haalde hij onder de douche uit zijn spons. De organische fauteuil roept het beeld van een eeuwenoud vruchtbaarheidsbeeldje op; tegelijkertijd wilde hij met de bal en ketting de onderdrukking van vrouwen door mannen aankaarten.
Ook met de gigantische Moloch-lamp (1970-71) wilde hij een boodschap overbrengen, vertelt Marcel Brouwer, specialist modern decorative art & design bij Bonhams. “Doordat de lamp zo groot is, blijft er geen ruimte meer over voor andere meubels. Zo wilde hij de overconsumptie aankaarten. Die ‘larger than life’ bureaulamp is uitgegroeid tot een van zijn meest iconische en gewilde stukken. Er zijn er niet zoveel van gemaakt. Een exemplaar zit onder meer in de collectie van het Museum of Modern Art in New York. De laatste die op de markt is gekomen, is voor 116.000 euro afgehamerd.”

DIVERSITEIT

Toen Gaetano Pesce in 1983 Italië inruilde voor New York, probeerde hij alternatieven te zoeken voor de industriële massaproductie. Zo experimenteerde hij met wat hij gestandaardiseerde series noemde.

marcel fleury

Een lijst is een belangrijke toevoeging van een schilderij

Met een goede lijst breng je een werk tot leven, zo weet Marcel Fleury, eigenaar van Gehring/Heijdenrijk. COLLECT is op bezoek bij Europa’s oudste lijstenmakerij in Amstelveen. Een bedrijf dat al sinds 1845 op ambachtelijke wijze kunst inlijst.

TEKST EN FOTO”S: Koos de Wilt

Marcel Fleury (°1966) is van huis uit meubelmaker, maar de afgelopen 37 jaar vooral lijstenmaker. Hij en zijn team maken schilderijlijsten voor kunstenaars, verzamelaars, kunsthandelaren, veilinghuizen en musea. Sommige lijsten ontwerpt hij zelf en andere zijn zoals voorgaande eeuwen in alle denkbare stijlen: 17e-eeuws, Italiaans, Louis XIII, Louis XIV, régence, Louis XV, Louis XVI, empire, fineer, jugendstil en modern. Gemiddeld duurt het tussen de een en drie weken, afhankelijk van het model, voordat een lijst klaar is.

Hier worden zo’n 2500 schilderijlijsten per jaar vervaardigd onder daglicht van de enorme atelierruimte. Marcel Fleury weet waarvoor hij het doet: “Door de goede lijst haal je het beste uit het schilderij, je brengt het werk tot leven. Het is zoals het geluid onder een film. Het valt je niet op, maar het is essentieel om de emotie van de film te laten voelen. Het is een dienstbaar beroep en essentieel om de maximale kracht van de kunst te ervaren.”

Zijn bedrijf werkt vaak voor de niche van de markt, maar zo benadrukt de lijstenmaker: “Iedereen is hier welkom hoor.” De juiste lijst kiezen is iets dat ontstaat uit veel kijken en vergelijken. Fleury: “Dat gebeurt hier in de showroom. Voor musea worden lijsten gekozen waarbij de uiteindelijke keuze vaak een compromis is tussen de wensen van de verschillende specialisten. Verzamelaars en kunsthandelaren durven vaak wat explicieter te kiezen waardoor het schilderij vaak meer karakter krijgt. Ik heb ooit, voor de heropening van het Rijksmuseum, als geschenk aangeboden om De Nachtwacht te voorzien van een nieuwe lijst die het schilderij meer versterkt. Maar het museum benadrukte dat het schilderij ooit veel groter is geweest en om die reden koos men om het werk niet te zichtbaar te omkaderen. Het is daarom een simpele bruine lijst. Dat vind ik jammer, want het schilderij kan zoveel krachtiger zijn met een meer uitgesproken zwarte lijst. Daardoor worden de kleuren veel meer versterkt. We hebben in plaats van De Nachtwacht het levensgrote schilderij van Koning Willem I, een werk van Joseph Paelinck uit 1819, voorzien van een nieuwe 18e-eeuwse ornamentlijst.”

architect design meubelen

Getekend door de architect

In de nasleep van de Salone del Mobile Milano presenteert COLLECT enkele gloednieuwe stukken, rechtstreeks van de tekentafels van visionaire architecten. Deze tonen niet alleen hun onmiskenbare expertise, maar houden ook een belofte van toekomstig verzamelbaar design in.

H&dM Objects door Herzog & de Meuron

H&dM Objects, ontworpen door architectuurstudio Herzog & de Meuron, omvat zes sculpturale stoelen en krukjes van gefreesd hout. Deze worden zonder schroeven gemonteerd en bedekt met een glanzende lak. De objecten maken deel uit van de meer dan zeshonderd items die de studio heeft gemaakt voor architecturale projecten en die nu te koop worden aangeboden.

Tamart Design door Amos Goldreich

Architect Amos Goldreich heeft een meubelmerk gelanceerd dat de designerfenis van zijn moeder, interieurarchitect Tamar de Shalit, in de schijnwerpers zet vóór zijn bekendere vader, ontwerper en activist Arthur Goldreich. De collectie bestaat uit tien meubelobjecten gebaseerd op het archief van het overleden echtpaar, een verzameling van meer dan 10.000 tekeningen, foto’s, documenten en prototypes.

Interni Venosta door Dimorestudio

Interieurontwerpduo Dimorestudio lanceerde een nieuw meubelmerk in samenwerking met Interni Venosta. Dit nieuwe merk belichaamt de esthetiek en het erfgoed van Carla Venosta, wat heeft geresulteerd in een collectie die doordrenkt is van karakter en geschiedenis. De inspiratie achter deze collectie is onmiskenbaar de wereld van Carla Venosta, waarbij in elk een subtiele nostalgie naar de jaren 70 voelbaar is.

griekse keramiek

Grieks keramiek: raffinement in rood en zwart

Van het dagelijks leven tot de mythologie, van banketten tot de werken van Hercules, van oorlogstaferelen tot sporttaferelen: waar we in dit Olympische jaar alvast niet naast zullen kunnen kijken is de collectie Griekse keramiek van Antoine Vivenel. Deze tweede grootste van Frankrijk, na die van het Louvre, laat ons kennismaken met fascinerende kunst en een al even boeiende geschiedenis.

TEKST: Christophe Dosogne

Antoine Vivenel (1799-1862), een Franse ondernemer en architect, was een fervent liefhebber van de antieke cultuur. Tussen 1825 en 1848 verzamelde hij een van de mooiste collecties Griekse en Italische vazen ter wereld. Deze meesterwerken, waaronder de prachtige psykter (wijnkoeler) van de zogenoemde Kleophrades Painter (ca. 505-475 v.Chr.), werden verworven bij openbare verkopen en bezoeken aan Parijse antiquairs. De collectie valt op door de formele en iconografische diversiteit en vooral door de uitgelezen kwaliteit, een bewijs van grondige kennis van de verzamelaar en zijn strenge normen. Alle stukken, zonder uitzondering, zijn van onbetwistbaar artistiek, archeologisch en antropologisch belang. Taferelen uit de mythologie of het dagelijks leven in het oude Griekenland, godheden, helden, monsters, krijgers en atleten bezetten op briljante wijze de iconografische ruimte van de vazen, die zo meteen ook een waardevolle bron van informatie zijn over de manier van denken en leven in het oude Griekenland.

VAN MYCENE NAAR ATHENE

De keramiekkunst vond haar oorsprong in het Nabije Oosten en bereikte later, in het oude Griekenland, een bijzonder hoog niveau van artistieke kwaliteit. Beschilderde vazen werden vooral gebruikt in het dagelijks leven van rijke families, met name voor banketten of het toilet. Sommige dienden ook om de goden of de doden te eren. Die beschilderde keramiek vormt het gros van de Griekse schilderkunst die bewaard is gebleven. De keramiekproductie kwam allereerst tot bloei in Athene, aan het einde van de 11e eeuw v.Chr. De pottenbakkers trof je vooral aan in een wijk in het westelijke deel van de stad, bekend als de Keramiekwijk. Daar werden vazen versierd met motieven in glanzend zwart glazuur, een techniek stammend uit de Griekse bronstijd, voor het eerst toegepast door de Myceners.

Sotheby’s Nederland

De wandeling met Sarah de Clercq, Sotheby’s Nederland

Dit jaar bestaat Sotheby’s Nederland vijftig jaar. Managing director Sarah de Clercq fietst en wandelt langs de plekken in Amsterdam waar het veilinghuis geschiedenis heeft geschreven.

TEKST EN FOTO’S: Koos de Wilt

Lange tijd was Sotheby’s Nederland gevestigd aan de Boelenlaan, een plek aan de rand van Amsterdam waar op de meest uiteenlopende specialismen veilingen werden georganiseerd en waar mensen makkelijk konden parkeren en spullen konden in- en uitladen. Tegenwoordig is de Nederlandse vestiging van het van oorsprong Britse veilinghuis gevestigd op de Emmalaan in Amsterdam Zuid, op een steenworp afstand van het Vondelpark. Sarah de Clercq is managing director en ontvangt haar gast in de boardroom met aan de wanden een paar Schelfhouts, een Appel en een litho van Warhol. “Voor private sales”, zegt ze. Eerder werkte De Clercq voor veilinghuis Glerum en daarna voor concurrent Christie’s, maar toen dat laatste veilinghuis in 2017 besloot geen veilingen meer te organiseren van schilderijen die voor 1950 zijn gemaakt, stapte zij over naar de concurrent. Ook Sotheby’s organiseert geen zelfstandige veilingen meer in Nederland. “Wij bedienen vanuit Amsterdam de internationale markt met wat hier wordt ingebracht”, vertelt De Clercq. “Onze belangrijkste taak is kunst en objecten uit het hogere segment naar die internationale veilingen te brengen en ook om goede Nederlandse kunst een internationaal platform te geven, zodat die een breder publiek krijgt. We hebben het dan over kunstenaars als Isaac Israëls, Vincent van Gogh, Hendrik Willem Mesdag, Jan Toorop, Leo Gestel, Bart van der Leck, Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. En heel belangrijk is het onderdeel Nederlandse hedendaagse kunstenaars, zoals Marlene Dumas of Rineke Dijkstra en Cobra-kunstenaars zoals Karel Appel. Daarnaast doen we ook nog steeds veel taxaties voor verzekeringen en successie en houden we ons bezig met private sales. Vanuit Amsterdam hebben we mooie vondsten gedaan, waaronder Rubens’ De Kindermoord te Bethlehem, dat in 2002 onder de hamer ging voor ruim 76 miljoen dollar en Rembrandts Studie van het hoofd en de gevouwen handen van een jonge man als Christus in gebed. Dat werk werd in 2018 verkocht voor ruim twaalf miljoen dollar. Er is meer waar we trots op mogen zijn: een prachtige porseleinen Yangcai Reticulated-vaas in 2020, die ruim 9 miljoen dollar opleverde, en een Nautilus Cup met Nederlands verguld zilver, gemonteerd door Jacob Claesz de Grebber die in 2023 werd verkocht voor bij 1,8 miljoen dollar. En niet te vergeten een spectaculair olieverfschilderij uit 1910 van Wassily Kandinsky met inscriptie van Gabriele Münter, ook verkocht in 2023 op de veiling in Londen, voor ruim 46 miljoen dollar.”

fotografie en AI

Hoe AI de fotografie op scherp stelt

Het gaat hard in de wereld van AI. Ook voor wat kunst betreft, en dan in het bijzonder de fotografie. Foam belicht welke impact de nieuwste ontwikkelingen binnen de Artificial Intelligence op fotografie hebben. Ook makers, kopers en verkopers van fotografie stellen zich vragen. Is het een uitdaging of een dreiging? Of juist een goed getimede impuls voor een medium dat zich nodig weer eens moest heruitvinden?

TEKST: Celine De Geest

Artificial Intelligence is een hot topic, maar de eerste keer dat AI de kunstwereld op zijn kop zette ligt alweer zes jaar achter ons. In 2018 veilde Christie’s een door AI gegenereerd kunstwerk voor $ 432.500 (€ 404.000). Het schilderij, als je het zo kan noemen, was een creatie van Obvious, een Parijs’ collectief. Zij zetten een algoritme aan het werk dat aan de hand van een enorme dataset van 5.000 portretten, geschilderd tussen de 14e en de 20e eeuw, een fictief portret samenstelde. De verkoop riep heel wat vragen op. Wie is hier de maker, mens of machine? Kan een algoritme creatief zijn, of gaat het hier om pure plagiaat?

De debatten blijven woeden. In 2023 haalde de discussie opnieuw de kranten: de Duitse fotograaf en AI-kunstenaar Boris Eldagsen won de Sony World Photography Award, maar weigerde die in ontvangst te nemen. De reden? Zijn foto, Pseudomnesia: the electrician, was volledig gegenereerd door de Dall-E 2-beeldgenerator van OpenAI. “AI-beelden en fotografie horen niet met elkaar te concurreren in een wedstrijd als deze”, schrijft hij op zijn website. “Het zijn verschillende entiteiten. AI is geen fotografie. Ik heb als een brutale aap meegedaan om erachter te komen of de wedstrijden voorbereid zijn op AI-afbeeldingen. Dat zijn ze niet.”

Met zijn stunt hoopte Eldagsen in de eerste plaats een discussie los te maken over AI en fotografie. Want al is het voor hem geen échte fotografie, hij is niet tegen AI gekant: “Ik zie het niet als een bedreiging voor de creativiteit. Voor mij is het juist bevrijdend. Alle grenzen die me beperkten – materiële grenzen, budgetten – doen er niet meer toe.”

NIEUWE IMPULSEN

Eldagsen is niet de enige kunstenaar die in AI veel mogelijkheden ziet. Foam presenteert deze zomer Photography Through the Lens of AI, een programma met onder andere twee tentoonstellingen in het teken van fotografie en kunstmatige intelligentie: de groepsexpositie Mirror Mirror en Paolo Cirio’s solotentoonstelling AI Attacks.

kindermeubelen

Kindermeubilair: schattig, speels en praktisch

Baby’s hebben altijd al een bed nodig gehad om in te slapen en kinderen stoelen om op te zitten. Door de eeuwen heen heeft de mens diverse meubelstukken gemaakt, waaronder wiegen die zowel functioneel als esthetisch waren, vooral als introductie van een pasgeboren kind aan de wereld. Toch werden pas in de 20e eeuw meubelstukken specifiek ontworpen voor kinderen, zoals de tentoonstelling L’enfance du design in het Centre Pompidou in Parijs laat zien.

TEKST: Anne Hustache

Ooit waren wiegen eenvoudige constructies van natuurlijke materialen zoals hout, riet of dierenhuiden, vaak opgehangen aan takken of plafonds, soms met schommelmogelijkheden. Later werden stevige, vrijstaande wiegen populair, vaak prachtig versierd, met symbolische en ceremoniële functies.

De kinderstoel, essentieel voor het voeden van kinderen, evolueerde ook door de tijd heen. Tegen het einde van de 18e en vooral in de 19e eeuw werden nieuwe pedagogische theorieën ontwikkeld, die de omgeving van het kind als educatief beschouwden. Maar pas in de 20e eeuw gingen ontwerpers de uitdaging aan om meubels te creëren die de verbeelding en het leervermogen van kinderen stimuleerden op een speelse manier, wat resulteerde in een bloeiende designdiscipine die tot op heden actief is.

1 PRIVILEGE VAN DE FARAO

Van de zes stoelen aangetroffen in het beroemde graf van Toetanchamon springt deze eruit, omdat hij vermoedelijk door de farao als kind is gebruikt. Toch lijkt niets erop te wijzen dat deze stoel de veronderstelde functie had. In plaats daarvan lijkt hij op een standaardstoel uit die periode, met de rugleuning licht gebogen naar achteren en de zitting aan de poten bevestigd met pen- en gatverbindingen. De gebruikte materialen zijn wel luxueus: ivoor, ebbenhout en verguld koper. De armen zijn versierd met bladgoud, met daarop afbeeldingen van steenbokken en woestijnplanten.

2 VOOR DE KLEINE JEZUS

Dit wiegje behoort tot een bijzonder type bekend als ‘Rust van Jezus’, vooral gebruikt in de Zuidelijke Nederlanden, van de tweede helft van de 15e tot het begin van de 16e eeuw, in zowel religieuze vrouwengemeenschappen als privéwoningen. Het gaat om rijkelijk versierde wiegjes van hout of kostbare materialen, geïnspireerd op de diverse modellen van wiegjes die in de middeleeuwen in gebruik waren, maar niet bedoeld om een echt kind te bevatten. Ze werden in de kerstperiode tentoongesteld in huiselijke kring op dressoirs, of in kloostercellen, en waren bedoeld voor devotie.

koreaanse kunst

De opmars van Koreaanse kunst

Twee maanden voor de opening van de Biënnale in Venetië vonden enkele premières al plaats in Seoul. In Maison Hermès Dosan Park van Fondation d’entreprise Hermès loopt nog tot 9-7 Beauty is a Ready-made, van kunstenaarscollectief Claire Fontaine. Hun werk Stranieri Ovunque, waarvan ook in Zuid-Korea een versie te zien is, vormt het centrale thema voor de 60e editie van de Italiaanse kunstmanifestatie. In Space K Seoul loopt een solo met werk van de Amerikaan Eddie Martinez, die hiermee zijn eerste grote show in Azië heeft, terwijl hij in Venetië de ministaat San Marino vertegenwoordigt onder de titel Nomader. Ook Rinus Van de Velde (Art Sonje Center) en Philippe Parreno (Leeum Museum of Art) vormden dit voorjaar de headliners voor enkele van de grootste kunstcentra in Seoul. Richt de Koreaanse kunstwereld hiermee zijn blik op het Westen en wijst dit op een kentering van de Koreaanse cultuur? In een land waarvan het imago in het Westen wordt beïnvloed door zijn noordelijke tegenhanger, blijken grenzen geen barrières te vormen voor culturele samenwerkingen. Dankzij een dynamische uitwisseling in beide richtingen leert de hele wereld K-kunst kennen.

TEKST: Els Bracke

De laatste jaren is er in het Westen geen ontkomen aan Koreaans getinte exposities. In mei liep in het Van Abbemuseum Sung Hwan Kim: Protected by roof and right-hand muscles af, zijn grootste solotentoonstelling tot nu toe in Europa met meer dan twintig jaar kunstenaarschap. In De Lakenhal kun je nog tot 21-07 werk bekijken van Kimsooja in de expositie Thread Roots. Kimsooja kreeg ook carte blanche van François Pinault in La Bourse om al spiegelend de wereld op zijn kop te zetten t/m 02-09. Ook in Axel Vervoordt Gallery is t/m 31-08 werk van haar te zien. Naast Nam June Paik is de grote naam in het Westen Lee Ufan, wiens beelden tijdens de elfde editie van de jaarlijkse beeldententoonstelling in Rijksmuseum te zien zullen zijn. Van Lee Ufan (°1936), die vaak maar onterecht als Japanner wordt gezien, toont het Rijks t/m 28-10 in de tuinen zeven iconische beelden en in het museum twee. Ook het S.M.A.K in Gent had vorig jaar Korea te gast met de solo Several Reenactments van Haegue Yang.

Maar niet alleen Koreaanse hedendaagse kunst verovert de museumwereld. In het Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden liep in 2022 een grote keramiekexpositie die in de Koreaanse cultuurgeschiedenis dook. Ook London deed in dat jaar mee aan de K-rage, toen het Victoria and Albert Museum in het teken stond van ‘Hallyu’, oftewel de Koreaanse golf. Dit museum toonde voor de eerste keer sinds 1961 een uitgebreide kijk in de Koreaanse cultuur. In de kunstwereld heb je altijd verschillende spelers die de boel in beweging houden. Denk aan maatschappelijke reflectie, economische factoren en politieke agenda’s. Het is de combinatie van al deze factoren die het verhaal achter de groeiende interesse schrijft. De opkomst van de Koreaanse kunstmarkt is een intrigerend fenomeen dat zowel de unieke kenmerken van de Koreaanse cultuur als de bredere dynamiek van de internationale kunstwereld weerspiegelt.

Chaim van Luit

Op schattenjacht: bodemvondsten

Chaim van Luit maakt er kunst van, strandjutter Aäron Fabrice de Kisangani verwondert er mensen mee. Bodemvondsten spreken tot de verbeelding. Soms verrassend, vaak avontuurlijk. Maar waar mag je zoeken? En wat behoor je te doen als je iets van waarde  vindt?

TEKST: Ben Herremans

“Het is een schimmige zone. Op de rand van het illegale. Vaak ga ik ’s nachts zoeken. Zonder lamp. Alles op het gehoor. De metaaldetector piept. Er zitten meer dan vijftig verschillende geluiden in dat ding. Ik herken ze. Ik weet exact, op de centimeter, waar het ligt, welk volume het heeft en of het een edelmetaal is. Dan graaf ik. In het donker, op mijn knieën. Ik tast af wat ik vind, het is uiterst tactiel. Ik voel wat ik in mijn handen heb. Een Romeinse munt, bijvoorbeeld. Mijn vingers weten uit welke tijd. Dan haal ik mijn vondst uit de grond. Met mijn handen. Of met een spade. Ik weet hoe diep ik mag steken. Of ik schop het los met mijn voeten. Floep – en daar is het.”

Kunstenaar Chaim van Luit (°1985) uit Heerlen vertrekt vanuit bodemvondsten. Hij legt er verzamelingen van aan. Daaruit filtert hij artistieke concepten en zet zijn vondsten om in installaties. “Minimalistisch, ik wil mijn werk scherp en puur houden”, zegt hij. “Het moet oprecht aanvoelen.”

STRANDJUTTER

“Kunstenaar? Oei.” Aäron Fabrice de Kisangani (°1997) aarzelt. “Ik zou het arrogant vinden om mezelf zo te omschrijven.” Liever noemt hij zichzelf ‘strandjutter aan de zuidelijke Noordzee’. “Maar als je je in iets verdiept en je draagt het uit, beoefen je een vorm van kunst”, zegt hij. “Wat me misschien tot kunstenaar maakt, is dat ik mijn vondsten niet alleen voor mezelf verzamel. Ik wil verwonderen en dat is toch wat ook kunstenaars drijft: mensen bewust maken van wat er rondom hen gebeurt door te tonen wat ze zelf niet zien.”

Fabrice de Kisangani toont niet al zijn vondsten. “Het moet mysterieus blijven. Zoals kunstenaars wil ik ongrijpbaar zijn. De gelaagdheid in kunst probeer ik ook te creëren. Mensen moeten zelf leren observeren. De essentie van veel zaken is om er zich bewust van te worden. Er zit schoonheid in alles. Verwondering is de sleutel tot geluk. Ik hoop mensen zo te verwonderen dat ze gelukkig worden. Dat is mijn missie. Een oude man zei me: ‘Weet je wat je voornaam Aäron betekent? Hij die licht brengt. Dat deed je voor mij, door jou ging ik anders kijken.’ Een mooier compliment bestaat niet. Men zegt dat ik op een mooie manier aan hen blijf plakken. Al hoor ik soms van jongeren: ‘Je klinkt als een ouwe pee.’ Dat flatteert me. Dat is de rebel in mij. Ik ben geen kuddedier, ik zocht altijd liever mijn eigen weg. Het ontroert me dat ik daarin slaagde.”

erik mattijssen

Binnenkijken bij Erik Mattijssen

Beeldend kunstenaar Erik Mattijssen houdt van kunst waarover je je echt verbazen kunt, kunst die ‘van de pot gerukt’ is. Werk dat je tegelijkertijd graag om je heen wilt hebben. En dat maakt hij zelf. COLLECT bracht een bezoek aan zijn studio op de Wallen in Amsterdam.

TEKST EN FOTO’S: Koos de Wilt

Erik Mattijssen 1957, Veenendaal) is bekend van vrolijke en tegelijkertijd enigszins melancholische stillevens en interieurs in gouacheverf en pastelkrijt. Tekeningen met poppen, levensmiddelen, vazen, meubels, conservenblikken en emmers. Bijna nooit zijn er mensen op te zien: het gaat hem er meer om wat er achterblijft nadat er iets is gebeurd, nadat mensen de kamer hebben verlaten. Zo maakte Mattijssen tekeningen voor het nieuwe Isala-ziekenhuis in Meppel. Om inspiratie op te doen vroeg hij aan patiënten waar zij op dat moment het allerliefst zouden willen zijn. “De antwoorden waren verrassend en vaak heel openhartig”, zegt hij. “De ene wilde weer in zijn vrachtwagen door Europa rijden, de ander was het liefst op stap met het fanfareorkest.”

Voor het Wilhelmina Kinderziekenhuis in Utrecht vroeg de kunstenaar in een brief aan de kinderen die daar noodgedwongen verbleven wat ze het meest misten als ze niet thuis konden zijn. ‘Échte’ pannenkoeken, volgens een van de patiënten, ‘niet van die slappe uit de ziekenhuismagnetron’. Die pannenkoeken maken deel uit van een groot drieluik dat Mattijssen voor de afdeling maakte. Maar hij tekende ook een slaapkamer voor de rechtbank van Amsterdam, en daar wil men nu een aanvulling op. “Daar is dat grote vel papier voor”, zegt de kunstenaar, wijzend naar de grote lege wand in zijn atelier. Hij bereidt zich eveneens alvast voor op een grote overzichtstentoonstelling in Museum More, volgend jaar. “Daarnaast werk ik aan een tentoonstelling voor Museum Belvédère in Heerenveen, met tekeningen van objecten die je kunt vinden in kruidenierswinkels”, vertelt hij. “Dat project is voor het eerst vertoond in mijn galerie in Parijs onder de naam Izrael, l’épicerie du monde, genoemd naar een kruidenierszaak in de Marais. Later verscheen het in aangepaste vorm bij Valkhof Museum in Nijmegen, in een tentoonstelling met ontwerper Ineke Hans in Kunsthal Rotterdam, in verkleinde versie bij Verwey Museum in Haarlem en in zijn geheel weer bij Tot Zover, het museum op begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam. Daarvoor vroeg het museum de bezoekers welke voedselobjecten hen doen denken aan overleden geliefden. Die werden uitgestald op metalen schapjes in het werk.”

non fungible tokens

NFT Art. De terugkeer van het enfant terrible

Critici hadden de NFT’s al doodverklaard. Niets is echter minder waar! Met kunst als favoriete speeltuin staat de NFT-markt weer volop in de belangstelling. Analyse van een sector die zich langzamer maar ook gezonder ontwikkelt dan we hadden gedacht.

TEKST: Gwennaëlle Gribaumont

NFT’s of Non-Fungible Tokens – digitale eigendomstitels van een digitaal object, zoals een digitaal kunstwerk, foto, video, tekst of muziek, gegarandeerd door een blockchain – verschenen voor het eerst op de markt van de hedendaagse kunst in 2016 en beleefden in 2021 een duizelingwekkende groei, aangevuurd door een aantal spectaculaire successen. Een digitale collage van kunstenaar Beeple, Everydays: The First 5000 Days, ging bij Christie’s van de hand voor liefst 69,3 miljoen dollar, een paar maanden later gevolgd door het recordbedrag van 91,8 miljoen dollar voor The Merge van Pak. Het jaar erna keerde het tij echter al en zagen veel NFT-collecties hun waarde dalen. Dat was een onverwachte wending. De markt was blijkbaar te hard van stapel gelopen.

Gwenvael Launay, directeur van het Brusselse filiaal van Almine Rech, legt uit waar de belangstelling van de sector voor dit fenomeen vandaan komt: “Het is een klassiek patroon: wanneer een nieuw medium verschijnt, ontstaat daar grote opwinding over, juist omdat het nieuw is, maar die interesse verdwijnt gaandeweg ook weer. Toen dit medium verscheen, stelden we onze kunstenaars voor hen te ondersteunen bij de ontwikkeling van NFT’s. Zo hebben we Kenny Scharf, César Piette en Brian Calvin gesteund bij hun productie van NFT’s. Momenteel houden we ons wat afzijdig van deze sector, maar als een van onze kunstenaars zich wil gaan toeleggen op de verkoop van NFT’s, zullen we die graag steunen.ˮ

Dat is een gewaagde gok, gezien de twijfelachtige reputatie van NFT’s. Benjamin Spark is een beeldend kunstenaar die naast zijn schilderijen op doek ook een digitale praktijk heeft ontwikkeld en nu een vooraanstaande spreker over dit onderwerp is. Hij is ook een vroege verzamelaar van NFT’s. Hij legt uit: “Het is een nichesector die voorbehouden is aan insiders, niet in de laatste plaats omdat er verschillende barrières zijn voor toegang tot de markt: de handel vindt plaats in cryptomunten, je hebt een digitale portemonnee (‘wallet’) nodig en er zijn een paar dingen die je moet begrijpen voordat je je op deze markt begeeft.”

afrikaanse kunst

Feest van diversiteit

Het is pas na een grote inhaalbeweging in de 21e eeuw dat de Afrikaanse schilderkunst de erkenning kreeg die ze verdiende. Steeds meer tentoonstellingen sluiten nu aan bij die golf van enthousiasme. De tentoonstelling When We See Us in Bazel staat in het teken van de vreugde en biedt een boeiend overzicht van een eeuw van figuratieve kunst te danken aan kunstenaars uit Afrika en de diaspora.

TEKST: Gwennaëlle Gribaumont

Eerder was de door Koyo Kouoh en Tandazani Dhlakama geïnitieerde tentoonstelling When We See Us in avant-première al te zien in Zeitz MOCAA (Kaapstad). In Bazel is Maja Wismer de curator van dienst. Ze is het hoofd van de afdeling hedendaagse kunst van het Kunstmuseum. Ze vat de centrale idee van de expositie als volgt samen: “Het curatoriële concept werd bedacht na grondig onderzoek en lange gesprekken gevoerd door Koyo Kouoh en zijn team. Het kwam erop aan een zo breed mogelijk ensemble figuratieve schilders te presenteren, met werken die in het teken van de vreugde staan. De focus ligt dus op de positieve aard van de werken. Het oudste werk dateert uit 1920. Het geheel bestrijkt meer dan honderd jaar van schilderkunst en biedt dus een mooi historisch overzicht.ˮ

Het decorontwerp is van Wolff Architects. We krijgen meer dan tweehonderd werken uit 26 landen te zien, van zo’n 120 verschillende kunstenaars en uit 74 openbare en privécollecties,. We mogen dus echt wel spreken van een caleidoscopisch ensemble. De tentoonstelling is rechtstreeks geïnspireerd door de Netflix-miniserie When They See Us (2019). De regisseur van de serie, de Amerikaanse Ava DuVernay, verwijt witte mensen zwarte jongeren steevast te zien als potentiële misdadigers. De titel van de tentoonstelling zorgt meteen voor een ander perspectief. Koyo Kouoh: “Die ‘we’, dat zijn de Afrikanen en hun nazaten in Amerika en elders. De expo laat zien hoe het leven als zwarte wordt uitgebeeld door de Afrikanen zelf.ˮ

Het loont beslist de moeite te tonen hoe die kunstenaars het eigen bestaan zien. Eeuwenlang werden Afrikanen immers afgebeeld door westerse kunstenaars, uit hun heel eigen oogpunt, nu eens overdreven mooi voorgesteld, dan weer in een gewelddadige of onderdanige context. De Afrikaanse kunstenaars zorgen voor een belangrijke trendbreuk: na een lange periode van westerse dominantie schrijven ze nu hun eigen kunstgeschiedenis, uit een anti-exotisch oogpunt. Hier gaat het hoegenaamd niet over de trauma’s die het kolonialisme heeft nagelaten. Integendeel, ze brengen een ode aan de veerkracht, de levensvreugde en de politieke dimensie van ‘Black Joy’.

ICONOGRAFISCHE VERWANTSCHAP

De tentoonstelling vertrekt van iconografische gelijkenissen en is opgedeeld in zes hoofdstukken. Het eerste, Triomf en emancipatie, handelt over het gevoel van trots over de eigen geschiedenis en de successen, ondanks tegenstand en onderdrukking.

rombout verhulst

400 jaar Rombout Verhulst, de vergeten beeldhouwer

Dit jaar is het precies 400 jaar geleden dat Rombout Verhulst in Mechelen werd geboren. In onze tijd is het grote publiek hem wellicht ietwat vergeten, maar in de tweede helft van de 17e eeuw was hij de belangrijkste beeldhouwer in de Republiek.

TEKST: Stefan Glasbergen

De 17e eeuw was voor de Republiek enerzijds een periode van economische voorspoed. Ook de wetenschap en de kunsten beleefden onmiskenbaar een hoogtepunt. Anderzijds was het een periode van politieke conflicten, slavernij en oorlog. Toen Rombout Verhulst in 1624 in Mechelen werd geboren, was de Nederlandse Opstand nog volop in gang. Het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was net afgelopen en met name in de Zuidelijke Nederlanden werd tijdens zijn jeugd fel gevochten tussen de troepen van de opstandige Republiek en die van het Spaanse Rijk.

Verhulst woonde in Amsterdam toen dit conflict in 1648 met de Vrede van Münster werd beëindigd. Daar aanschouwde hij met zijn eigen ogen de bloei die de stad op dat moment doormaakte. Verhulst zou de rest van zijn leven in de Republiek blijven en maakte in die periode drie van de vier Engels-Nederlandse oorlogen mee. De derde Engels-Nederlandse Oorlog (1672-1674), die in het Rampjaar begon, springt daarbij het meest in het oog. Verhulst woonde op dat moment in Den Haag en was daar zeer waarschijnlijk ooggetuige van de lynchpartij waarbij de gebroeders De Witt werden vermoord. De praalgraven die Verhulst voor allerlei gesneuvelde zeehelden maakte, zijn stille getuigen van de oorlogen die hij zelf heeft meegemaakt.

Verhulst zat dankzij zijn werk als beeldhouwer opvallend vaak dicht bij het vuur. Hij ontwierp het grafmonument voor Adriaan Clant, een van de Nederlandse onderhandelaars bij de Vrede van Münster. Hij was de belangrijkste ontwerper en uitvoerder van grafmonumenten voor hooggeplaatste militairen, zoals Tromp en De Ruyter, en stond in die hoedanigheid in nauw contact met leden van de Staten-Generaal, die dikwijls als opdrachtgever voor dit soort monumenten optraden, en met de nabestaanden van deze vlootvoogden. Hij leverde werk voor het nieuwe stadhuis op de Dam (thans het Paleis op de Dam), maar tegelijk ook voor stadhouderlijke paleizen als Huis ten Bosch en Paleis Soestdijk. Het verhaal van Rombout Verhulst gaat daarom over meer dan alleen zijn artistieke prestaties. Het is ook een geschiedenis van een migrant die in een jonge natie, die verscheurd werd door interne en externe conflicten en wist op te klimmen tot de absolute top in zijn vakgebied en de hoogste kringen in de Republiek. Zijn verhaal begint in zijn geboortestad Mechelen, waar hij zijn opleiding genoot, en voert ons vervolgens langs zijn andere woonplaatsen: Amsterdam, Leiden en Den Haag.

carel de moor

Carel de Moor: schilderen met een vleiend penseel

Talent, hard werken en een flinke dosis geluk. Dat zijn de factoren die het succes van Carel de Moor verklaren. Onlangs verscheen een monografie en oeuvrecatalogus ineen over de Leidse schilder.

TEKST: Bernadette van der Goes

Als zoon van een uit Antwerpen afkomstige lijstenmaker en kunsthandelaar, werd Carel de Moor (1655-1738) precies op het moment geboren waarop de Hollandse schilderkunst halverwege de 17e eeuw tot volle bloei was gekomen. Zijn voorgangers perfectioneerden de realistische weergave van doorgaans alledaagse onderwerpen en hadden daarin een zeer hoog niveau bereikt. Tegen de tijd dat De Moor, na een leertijd bij achtereenvolgens Gerrit Dou, Abraham van den Tempel, Frans van Mieris en Godefridus Schalcken, in 1674 zijn eerste schilderij signeerde, was die ontwikkeling over het hoogtepunt heen en begon de Hollandse schilderkunst geleidelijk haar eigenheid te verliezen.

De zo unieke en kenmerkende realistische, soms zelfs rauwe, stijl waarin de Hollandse schilders tot die tijd hun onderwerpen zo natuurgetrouw en levensecht mogelijk afbeeldden, maakte vanaf 1670, onder invloed van de Franse en Italiaanse schilderkunst, plaats voor een geïdealiseerde manier van schilderen, die in heel Europa in de mode raakte. Belangrijk criterium was of een schilderij van goede smaak getuigde. Ook Nederlandse kunstenaars streefden voortaan in hun historieschilderkunst naar volmaakte klassieke schoonheid, beeldden in hun genrestukken vooral nette, beschaafde mensen af en benadrukten op de portretten die zij van de heersende elite schilderden deftigheid en elegantie. Dat het werk van Carel de Moor daarop geen uitzondering vormde, blijkt uit de vuistdikke en zeer complete monografie en catalogue raisonné die Pamela Fowler en Piet Bakker over de schilder samenstelden. De Moor was een van de belangrijkste portretschilders van zijn tijd, maar schilderde ook historiestukken, pastorale voorstellingen, genrestukken en zelfs een stilleven. Verder zijn tekeningen en prenten van De Moor bekend. Het boek is de eerste grote wetenschappelijke studie over hem.

GOUDEN MEDAILLE

Om zich in de nieuwe, minder realistische manier van schilderen te bekwamen was Carel de Moor aan het eind van zijn leertijd speciaal naar Godefridus Schalcken in Dordrecht gegaan. Arnold Houbraken vermeldt in zijn De groote schouburgh der Nederlantsche konstschilders en schilderessen uit 1718 dat Schalcken hem leerde te schilderen met een ‘vleyend penseel’. Dat wil zeggen in een gladde en geïdealiseerde stijl, waarbij de penseelstreken zo fijnmazig en gedetailleerd zijn aangebracht dat ze nauwelijks zichtbaar zijn, terwijl de afgebeelde stoffen en andere texturen toch niet van echt zijn te onderscheiden.

rudolf bonnet

Rudolf Bonnet: geïnspireerd door schoonheid

Rudolf Bonnet behoort tot de grootste westerse kunstenaars die op Bali hebben gewerkt.  De Indonesische president Soekarno was een groot bewonderaar van zijn werk. Daarnaast is Bonnet van grote betekenis geweest voor de moderne Balinese kunst. Met een nieuw boek wil het Zeeuws Veilinghuis, dat vele werken van hem heeft afgehamerd, deze in Nederland onderbelichte kunstenaar internationaal opnieuw onder de aandacht brengen.

TEKST: René de Visser

Rudolf Bonnet (1898-1978) was tijdens zijn lange leven uiterst productief. De in Amsterdam geboren kunstenaar, die naast schilder ook fotograaf en architect was, werkte niet alleen in Nederland, maar ook in Italië en Tunesië, en op Bali. Tot een van zijn belangrijkste werken behoort Melasti, een pasteltekening die hij op dit Indonesische eiland maakte. Bonnet is vooral bekend door zijn Balinese werk en heeft ook veel betekend voor de kunstenaars die daar werkten. Melasti is een van de mooiste van de circa 150 Bonnets die het Zeeuws Veilinghuis onder de hamer heeft gehad. Het laat duidelijk zien dat de kunstenaar op hoge leeftijd – hij was toen 82 jaar – nog altijd werk van de hoogste kwaliteit kon maken.

Bonnet werkte vooral op papier, en daarin was hij, uitzonderingen daargelaten, een meester. Zijn werken op papier zijn zelfs vaak nog virtuozer dan zijn olieverfschilderijen. Ook bij Melasti is dat het geval. Afgebeeld zijn drie Balinese vrouwen tijdens een ‘melasti’, een processie waarbij tempelbeeltenissen ter rituele reiniging naar het strand gedragen worden. Deze ceremonie vindt plaats enkele dagen voor het Balinese Nieuwjaar.

Zoals in al zijn werk is de anatomie van de vrouwen zeer accuraat weergegeven. Daarnaast is typisch voor Bonnet dat de geportretteerden de beschouwer niet aankijken: ze zijn en profil getekend. Ook het gebruik van blauw, onder meer zichtbaar in hun haren en in de om hun sarongs gewikkelde sjaals, is vrij opvallend. Blauw is eveneens op diverse andere portretten van Bonnet prominent aanwezig. Ook andere kleuren zijn verwerkt in de sarongs en in de frangipanibloemen. Knap is dat de kunstenaar in deze tekening de plechtigheid van het moment fraai weet te vatten.

PRESIDENTIËLE BELANGSTELLING

Portretten van meerdere personen door Bonnet komen zelden op de markt. Zeker aan het einde van zijn leven maakte hij er niet zoveel. Dit gegeven, naast de vrij grote afmetingen (72 x 96 cm) en de uitgewerkte details, maakt Melasti tot een echt topstuk. Ook financieel kwam dat tot uitdrukking: het werk werd in december 2014 voor € 380.000 afgehamerd bij het Zeeuws Veilinghuis.

Xander Karskens

De wandeling, met Xander Karskens

Architectuur, natuur en kunst zijn in onze tijd meer dan ooit met elkaar verstrengeld geraakt. Dat idee had het echtpaar Jo en Marlies Eyck echter al decennialang in de praktijk gebracht, op hun buitenplaats Kasteel Wijlre in Zuid-Limburg. Kunsthistoricus en curator Xander Karskens pakte de uitdaging op om in hun geest verder uit te bouwen.

TEKST EN FOTO’S: Koos de Wilt

Het 17e-eeuwse landhuis bevindt zich in het glooiende dorpje Wijlre, waar het Brand-bier nog wordt gebrouwen en waar verder vooral rust heerst. Het is de werkplek van de in Breda geboren Amsterdammer Xander Karskens (1973), directeur en curator op buitenplaats Kasteel Wijlre: “Vorig jaar woonde Marlies Eyck hier nog waar ze vanaf 1981, samen met haar man Jo, het in verval geraakte kasteel, het koetshuis en de kasteeltuin grondig heeft gerestaureerd. Het is een gesamtkunstwerk geworden van architectuur en natuur en kunst. Steeds meer mensen, onder wie kunstenaars, houden zich bezig met onderwerpen als klimaat, biodiversiteit en natuur. Dat maakt deze buitenplaats heel actueel.’”

In het voorjaarszonnetje, op de binnenplaats aan de vijver met goudvissen, serveert de kunsthistoricus een Limburgse perenvlaai bij de koffie. “Persoonlijk ben ik tijdens corona een andere relatie met de buitenruimte gaan zoeken. Net als veel anderen ben ik veel gaan wandelen in de natuur en ben ook mijn hobby als vogelaar steeds meer gaan verbinden met mijn belangstelling voor kunst. Hier op deze buitenplaats komt dat allemaal samen. Dagelijks zie ik de Gebroken cirkel van Ad Dekkers midden op het grasveld voor het kasteel, maken we hier tentoonstellingen met hedendaagse kunst en horen we zo nu en dan de grote bonte specht die een vrouwtje probeert te verleiden met zijn geroffel. Kunst en natuur zijn hier nauw met elkaar verstrengeld.”

HONDERD TINTEN GROEN

Het landgoed is door Jo Eyck (1929-2021) en Marlies Eyck (1938-2023) in 2017 geschonken aan het Elisabeth Strouven Fonds, dat zorgdraagt voor het onderhoud en de restauratie van het landgoed. Daarnaast is er Stichting buitenplaats Kasteel Wijlre, die verantwoordelijk is voor de exploitatie, de culturele programmering van tentoonstellingen en projecten en het onderhoud van de tuinen.

davidsz de heem

Het stilleventheater van Jan Davidsz de Heem

Onwillekeurig zou je kunnen denken aan de verbeelding van de overvloed en wellicht het bijbehorende onbehagen dat de Engelse historicus Simon Schama als uitgangspunt nam voor zijn The Embarassment of Riches, in het Nederlands verschenen onder de titel Overvloed en onbehagen (1988). Wat een framing voor dit schilderij, een waar archetype van het Nederlandse pronkstilleven uit de 17e eeuw.

TEKST: Ewoud Mijnlieff

Jan Davidsz de Heem (1606-1684) woonde en werkte in meerdere steden voor langere tijd. Hij is een van die vele kunstenaars die uiteindelijk niet werkelijk lokaal gebonden waren. De Heem werd in hetzelfde jaar geboren als Rembrandt en zou ook een paar jaar in diens geboortestad werken. Zelf kwam hij ter wereld in Utrecht, waar hij vermoedelijk in de leer ging bij de bekende (bloem-)stillevenschilder Balthasar van der Ast. Toen hij in 1626 naar Leiden verhuisde – Rembrandt was net in dat jaar op eigen benen gaan staan – leerde hij daar Aletta van Weede kennen, met wie hij in het huwelijk trad. In Leiden legde hij zich toe op monochrome (eenkleurige) stillevens: sobere variaties in een of twee tinten met veelal boeken en muziekinstrumenten als onderwerp, in bepaalde opzichten verwant aan het werk van plaatselijke schilders als David Bailly (1584-1657) en Harmen Steenwijck (1612-na 1656).

Vanuit Leiden trok De Heem zo’n tien jaar later verder naar Antwerpen en werd daar lid van het Sint-Lucasgilde, een verplichting om zijn vak te mogen uitoefenen. Het waarom van die verhuizing is overigens nog altijd onduidelijk. Nadat zijn echtgenote daar kwam te overlijden, trouwde hij een jaar later opnieuw, deze keer met Anna Ruckers, telg uit een beroemde familie van muziekinstrumentenmakers. Onder invloed van de lokale tradities, denk bijvoorbeeld aan de stillevens van Daniël Seghers of Frans Snyders, werd zijn thematiek barokker en de schildertrant zwieriger.

Woonde De Heem overwegend in Antwerpen, toch liet hij zich ook nog geregeld zien in zijn geboortestad Utrecht, bijvoorbeeld in de aaneengesloten jaren 1667-72: zo werd hij in 1669 niet voor niets opnieuw lid van het Lucasgilde aldaar.